De UGent is een holle democratie

Over het faillissement van studentenparticipatie

Vijftig jaar geleden stond de westerse wereld op zijn kop door een hoop studentenopstanden. Ook de UGent kon niet ontsnappen aan deze golf. In maart 1969 kwamen de studenten in opstand, nadat de Raad van Bestuur besloot een lezing over de geschiedenis van de pornografie te verbieden. De kwade studenten bestormden de gebouwen van de directie en besloten het gebouw van de Blandijn te bezetten. Na veel rellen en overleg werd de studentenparticipatie in het leven geroepen. De studenten kregen inspraak in vrijwel alle organen van de UGent.

Normaal stopt het sprookje van de studentenparticipatie hier en sluiten we af met een "En ze leefden nog lang en gelukkig”, maar dan zouden we niet het hele verhaal vertellen. Vijftig jaar later zien we namelijk dat de studentenparticipatie zich in een crisis bevindt. Er zijn drie grote problemen waar de participatie mee te kampen heeft.

Tijdens de studentenopstanden werd de Blandijn enkele dagen bezet

Probleem 1: Een democratisch deficit

Het eerste probleem is dat de participatie een heel klein draagvlak heeft. Dat blijkt al uit de opkomsten bij de verkiezingen. Slechts 25 procent van de studenten bracht een stem uit bij de verkiezingen voor de Raad van Bestuur, het hoogste orgaan aan de UGent. Bij de facultaire verkiezingen deed de Blandijn het iets beter, daar bracht dertig procent zijn stem uit.

Slechts zes procent van de studenten heeft op Dries Van Langenhove gestemd

Het resultaat is dat studentenvertegenwoordigers, die in feite maar door een fractie van de studenten verkozen zijn, toch een grote hoeveelheid macht krijgen. Stijn Adams, de grote winnaar bij de verkiezingen voor de Raad van Bestuur, werd zo bijvoorbeeld maar door zeven procent van de studenten verkozen. En Dries Van Langenhove, die zijn postje gebruikte als springplank naar het federaal parlement, haalde zelfs maar zes procent. Aan de Blandijn krijgen we pas echt cijfers die ieder vermoeden van representativiteit wegnemen. De grootste kandidaat aan de Blandijn werd slechts door vier procent van de studenten verkozen. Eén verkozene haalde zelfs maar 21 stemmen (0.5 %).

Het gebrek aan een draagvlak blijkt ook uit een algemene onwetendheid over de verkiezingen bij studenten. De meeste studenten zijn zo bijvoorbeeld niet op de hoogte van het feit dat er dit jaar weer verkiezingen zullen plaatsvinden, dat zij zich hiervoor kandidaat kunnen stellen, wat de regels zijn in zulke verkiezingen en of de studentenvertegenwoordigers überhaupt macht hebben.

Probleem 2: Een verenigingenoligarchie

Hieruit zou je kunnen concluderen dat er een gebrek is aan een instantie die studenten informatie verschaft over de verkiezingen en andere belangrijke problemen aan de UGent. Dit gemis werd echter opgevuld door een hele reeks aan studentenverenigingen, die nauw verbonden zijn met elkaar en zo op de hoogte blijven van de UGent-politiek. Dit brengt ons dan ook tot het tweede probleem van de studentenparticipatie: de participatie heeft te kampen met een oligarchie.

Alle studenten uit de Raad van Bestuur zijn of waren actief in studentenverenigingen. Hetzelfde geldt voor de Sociale Raad. Aan de Blandijn zijn ook slechts vier van de vijftien vertegenwoordigers niet actief in studentenverenigingen. Studentenverenigingen in het algemeen en specifiek facultaire verenigingen hebben vrijwel in alle raden en organen waar studenten iets te zeggen hebben een monopolie op de studentenvertegenwoordiging.

"Studentenvertegenwoordiging draait vaak in het voordeel van studentenverenigingen uit"

Ik wil benadrukken dat dit geen samenzweringstheorie is rond studentenverenigingen. Wat je hier ziet is in feite erg logisch. Studentenverenigingen zijn zich wel bewust van de politiek aan de UGent, hebben duidelijke belangen om te verdedigen en kandidaten uit een vereniging hebben een grote voorsprong als het aankomt op de hoeveelheid stemmen die ze gegarandeerd zullen halen. Zij hebben dus geen slechte bedoelingen, maar zo krijg je op alle niveaus een te grote vertegenwoordiging van de verenigingen. Het gebrek aan een neutraal medium dat de verkiezingen in goeie banen kan leiden, leidt dus tot een situatie waarin de al bestaande verenigingen gebruik kunnen maken van hun macht om nog meer macht te verwerven. Het gevolg is dat studentenvertegenwoordiging nu vaak in het voordeel van de studentenverenigingen uitdraait.

Probleem 3: Gebrekkige steun van de unief

Maar natuurlijk zijn er nog steeds veel vertegenwoordigers, al dan niet verbonden aan verenigingen, die ongeacht dit alles toch hun best willen doen om zo veel mogelijk op te komen voor de studenten. Zij botsen echter op het derde en laatste probleem van de studentenparticipatie: de participatie wordt op dit moment langs alle kanten geremd door de organisatie van de universiteit.

Een goed voorbeeld hiervan zijn de middelen die studentenvertegenwoordigers krijgen om mee te werken. Frédéric Piccavet, ex-studentenvertegenwoordiger en ex-hoofdredacteur van Schamper, deed zo bijvoorbeeld recent onderzoek naar de economische motieven en tevredenheid bij studentenvertegenwoordigers. Hieruit blijkt vooral dat de stuvers (studentenvertegenwoordigers, red.), die over het algemeen non-economische motieven hebben, in het algemeen zeer ontevreden zijn over de stand van zaken. Ze rapporteren bijvoorbeeld dat ze geen lokalen krijgen, geen ICT-bijstand, geen mogelijkheid tot printen, geen informatie krijgen vanuit de instellingen en vaak zelfs belangrijke vergaderingen moeten missen, omdat ze op die momenten verplichte lessen hebben.

Een ander probleem is de groeiende bureaucratisering van de studentenparticipatie. De studentenvertegenwoordigers hebben waarschijnlijk nog nooit zo veel macht gehad, maar deze macht kadert zich volledig binnen de bureaucratie. De stuvers worden hier echter niet wegwijs in gemaakt, waardoor zij al snel verdwaald raken in dossiers. De stuvers die zich hier wel wegwijs in kunnen maken, zullen ook meer verantwoordelijkheid opnemen, waardoor ze weer meer bureaucratische lasten krijgen. Het is een vicieuze cirkel die Sarah Van Acker, oud-voorzitter van de Gentse Studentenraad, ooit omschreef als één van de grootste problemen van de studentenparticipatie aan de UGent.

Gentse studenten tijdens de studentenopstanden

Het gaat dus helemaal niet zo goed met de studentenparticipatie. De studenten zijn te weinig op de hoogte van de politiek aan onze universiteit, wat een democratisch deficit creëert. Studentenverenigingen hebben grote voordelen in de verkiezingen, wat ervoor zorgt dat zij een monopolie hebben op de raden. En de structuur van de vertegenwoordiging zorgt ervoor dat studenten actief ontmoedigd worden zelf te participeren. Dit alles zorgt ervoor dat het vieren van vijftig jaar studentenparticipatie wel zeer wrang begint te voelen.

0
Gemiddeld: 5 (2 stemmen)

Reactie toevoegen