'De kleren maken de man' is niet voor niets een bekend spreekwoord. Met kledij kan je je identiteit uiten en tonen hoe je in het leven staat. Maar waar komen die associaties bij kleding vandaan? En waarom zijn die zo vaak gebonden aan gender?
De eerste verschillen tussen vrouwen- en mannenmode
Het is haast onmogelijk om in te beelden dat 200.000 jaar geleden meneer en mevrouw Hoegaboega zich verschillend gekleed zouden hebben. Kledij was niets meer dan een bescherming tegen de krachten der natuur. Hoe zijn we dan gekomen tot het grote onderscheid tussen mannen- en vrouwenmode?
Het moment waarop de mens kledij als decoratief begon te beschouwen is niet helemaal duidelijk. Wel hebben wetenschappers gekleurde vezels gevonden op kledij van meer dan 36.000 jaar oud. Het is dus duidelijk dat de mens al heel vroeg kledij naar eigen wensen aanpaste.
Het eerste verschil was geen verschil tussen gender, maar tussen klassen. Een oude kleerkast die goed is bijgebleven, is die van de oude Egyptenaren. De doorsnee Egyptenaar droeg een simpele linnen tuniek of een doek die de geslachtsdelen bedekte. De lichte stof was geschikt voor het warme Egyptische klimaat. De kleding van de farao, edellieden en priesters daarentegen werd tot in de fijnste details afgewerkt. Hun kleding werd betoverd met borduursels en sieraden. De Romeinen zagen het systeem van de Egyptenaren en perfectioneerden het. Zij gebruikten hun kleding om elkaars status gemakkelijk vast te stellen. Slaven, koningen, militairen, geestelijken en burgers hadden elk een eigen stijl. In dit classificatiesysteem ontstond het duidelijke verschil tussen mannen en vrouwen. Hoewel beide groepen tunieken droegen, waren die bij vrouwen langer. Daarnaast bestond er ook een verschil tussen getrouwde en ongetrouwde vrouwen. Door een stola – een jurk over de tunica – te dragen, kon een getrouwde vrouw haar burgerlijke staat meedelen. Dat patriarchale kantje in Romeinse mode zal een rode draad vormen doorheen de geschiedenis van westerse vrouwenmode.
Blauw en roze: een zwart-witverhaal?
Het geslacht van kinderen wordt in de moderne tijd dan weer vaak weergegeven met kleuren. Vooral bij pasgeboren baby's is dat duidelijk: na de geboorte delen veel ouders een eerste foto van hun kind met een mutsje aan. Dat is bij jongens vaak blauw en bij meisjes roze. Ook sommige volwassenen baseren hun kledingkeuze op die traditionele kleurenassociaties. Zo komen roze mannenhemden bijvoorbeeld veel minder vaak voor dan blauwe exemplaren omdat ze traditioneel als minder mannelijk worden beschouwd.
Roze werd toen gezien als jongenskleur en blauw als kleur voor meisjes
Opmerkelijk is echter dat vóór de negentiende eeuw er zelfs amper sprake was van gekleurde kledij bij baby's: kinderen werden afgebeeld in witte kledij. Pas vanaf de negentiende eeuw werden pastelkleuren geïntroduceerd. En nog later kregen die kleuren een genderconnotatie. Die kleurverdeling was tussen het begin van de vorige eeuw en de jaren 40 ook volledig omgekeerd. Roze werd toen gezien als jongenskleur en blauw als kleur voor meisjes. Roze is immers een afgeleide van de kleur rood, die voor strijdvaardigheid en gezondheid stond. Blauw werd bekeken als delicate kleur en geassocieerd met de heilige Maria binnen het christendom.
Die wissel naar roze voor meisjes en blauw voor jongens is relatief arbitrair. Het waaide waarschijnlijk over uit de Verenigde Staten, waar roze op dat moment de favoriete kleur was van de first lady, en de kledingproducenten zijn daarin meegegaan. Blauw en roze krijgen overigens enkel in westerse maatschappijen die connotatie. In andere culturen komt kleurgebruik niet op dezelfde manier voor.
De zogenaamde crossdressingwetten stelden duidelijke grenzen die de binaire gendernormen moesten bewaren
Kleding als verzet
Vanuit de maatschappij worden er dus duidelijke gendernormen opgelegd wanneer het gaat over kledij, maar ook in de strijd tegen die gendernormen wordt kleding ingezet.
In de negentiende en twintigste eeuw was het op vele plaatsen in Europa en de Verenigde Staten verboden voor vrouwen om broeken te dragen. Verschillende vrouwen braken met die wet in de strijd voor gelijkheid. Uiteindelijk werden broeken pas rond 1960 meer geaccepteerd als vrouwenkledij. Vaak speelden minderheden een belangrijke rol in dit verzet. Mexicaanse vrouwen in de Verenigde Staten droegen bijvoorbeeld in de jaren 40 een zoot suit: een wijde broek met lange jas. De zoot suit kwam al snel centraal te staan in het racistische narratief rond Mexicanen in de VS en het dragen ervan werd sterk afgekeurd. Er werd van vrouwen verwacht dat ze een vrouwelijkheid uitstraalden die gekoppeld was aan het traditionele gezin en de private sfeer. Wie een broek droeg, werd 'gevaarlijk mannelijk'.
Ook voor mannen zijn er verwachtingen op vlak van kledij die in vraag gesteld kunnen worden. Toen het verboden was voor vrouwen om broeken te dragen, was het eveneens verboden voor mannen om rokken en jurken aan te hebben. De zogenaamde crossdressingwetten stelden duidelijke grenzen die de binaire gendernormen moesten bewaren. Tientallen jaren later zijn voor vrouwen op vlak van kledij veel beperkingen weggevallen, althans in West-Europa en de Verenigde Staten. Hoewel er nog steeds associaties aan vasthangen, wordt een vrouw in een broek of maatpak doorgaans geaccepteerd. Een man in een jurk of rok ligt nog wat moeilijker. Voorbeelden zijn beroemdheden zoals David Bowie, Prince en Harry Styles, die zowel bewonderd als bekritiseerd worden door hun kledingkeuzes die de normen uitdagen. Op vele plekken zijn de crossdressingwetten ook nog steeds van kracht. Er is dus nog een lange weg te gaan om de stereotypes te doorbreken.
Reactie toevoegen