Saint-Amand-Montrond

Dries aka de jonge Bob Ross

Wielrennen is een prachtige sport. Ik zeg dat zonder gêne, ondanks dat de sport de laatste jaren een ‘saai’ imago heeft gekregen. Ik durf er de koersfiets van onze hoofdredacteur om te verwedden dat de onverlaat die dit als eerste geopperd heeft, nooit eerder de moeite nam om zich rustig in de sofa neer te vlijen, de televisie aan te zetten en achterover te leunen terwijl de stemmen van Michel en José binnenkabbelen in de oren. Of - als de koers op VTM wordt uitgezonden - sneller naar het bakje te spurten dan Caleb Ewan naar de meet en het volume uit te schakelen, om vervolgens dat van Sporza Radio wat luider te draaien. Vanaf je begint te kijken, vervaagt elk tijdsbesef. Je rekent in kilometers in plaats van minuten. De wedstrijd eindigt immers aan de meet, niet om 16u30.

Er is een gigantisch peloton aan redenen dat ik kan laten aanrijden voor mijn blijvende liefde voor dit - op het eerste gezicht vreemde - fenomeen, waarbij iets meer dan honderd mensen urenlang op een fiets rondrijden. Ronde van Vlaanderen 2006, met een Boonen in de regenboogtrui. Gent-Wevelgem 2015, met een Steegmans in de gracht. Rio 2016, met een Van Avermaet in het goud. Eender welke grote ronde met Thomas De Gendt in een vroege vlucht op een legendarische berg. Een top 10, met een Belgisch vlaggetje erin.

Ik dank er de wielergoden regelmatig voor dat ik me die namiddag zo hard verveelde

Maar één naam steekt er voor mij toch met kop en schouders bovenuit. Meer nog, niets bepaalt mijn kijkgedrag meer tijdens een wielerwedstrijd. Die naam is ‘Saint-Amand-Montrond’. Dit dorpje in het hart van Frankrijk, heeft een speciale plek dat van mij verworven. Op 12 juli 2013 vertrok het peloton immers in de Tour de France in Tours voor wat 173 saaie, vlakke kilometers beloofden te worden. De aankomstplaats was een onbeduidend dorpje in het midden van Frankrijk. In die veronderstelling was ik van plan om de televisie pas een tiental kilometer voor de aankomst aan te zetten. Want wie wil nu het vaste riedeltje bekijken van vijf vluchters die kilometerslang vergeefs spartelen om uit de greep van een onverbiddelijk peloton te blijven? Ik dank er de wielergoden nog regelmatig voor dat ik me die namiddag zó hard verveelde dat ik uit pure miserie toch maar besloot om de tv aan te zetten.

Wat toen gebeurde, tartte mijn twaalfjarige verbeelding. Op een doodgewoon stukje plat asfalt stak de wind op en die blies het hele peloton in brokken uiteen. Wielrenners van wereldklasse woeien weerloos weg in waaiers en alleen wie er die dag volledig met geest en lichaam bij was, bleef voorop. Uiteindelijk won Mark Cavendish de sprint in een uitgedund groepje, maar dat interesseerde me verrassend weinig. Op die zomerdag in 2013 leerde ik dat geen enkele koers ooit saai is, zelfs al eindigt hij in een voorspelbare massasprint nadat vijf vluchters gegrepen zijn. Die aankomst in Saint-Amand-Montrond toonde me dat niks onmogelijk is in het wielrennen. Het is net díé wetenschap, dat alles kan gebeuren, die me telkens weer zin doet krijgen om de televisie of radio aan te zetten wanneer ik hoor dat er een wedstrijd verreden wordt.

Gert Steegmans en gracht

Het is niet wat er gebeurt op het scherm dat me iedere keer weer naar de sofa lokt, maar het sluimerende gevoel dat het wel eens zou kunnen dat er straks iets gebeurt. En iedere keer als dat het geval is, denk ik weer aan een klein Frans dorpje en dank ik glimlachend de wielergoden. Bedankt, Saint-Amand-Montrond.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen