Een ergerlijke donderdag in een copycenter

Over een meisje dat ik gelukkig maar eenmalig ontmoette

De enige echte Marjan Suffys

De befaamde burgies die de beschonken illusie koesteren dat zij ooit een goudmijn zullen stichten, hebben toch niet goed nagedacht. Geen (dode) hersencel die eraan denkt om een nieuw copycenter te vestigen rond een campus als het UZ Gent. Hoe het ook zij, mijn stemming was opperbest toen ik op een zonnige donderdag, uitpuilende boodschappentas van de Aldi in de hand, binnenstapte in het voormalige Strobbe. Ik trof er maar één wachende aan waar er gebruikelijk een rij wordt gevormd zoals op Brussels Airport voor de aanslagen. Het kinderlijke gelukskreetje dat ik in mijn binnenste beleefde, werd in een mum van tijd overschaduwd door een misantropische bui van jewelste. 

Op het eerste gezicht was er niets aan het meisje op te merken: keurige paardenlaarzen van enkele Zalandoretourtjes oud, een met vaste hand gestreken wit bloesje met daarboven het evenbeeld van de vroegere Milletjasjes, iPhone en handtas van Michael Kors. Kortom, een meisje dat door iedereen graag wordt gezien. Alvast niet door mij.

Datzelfde charmante meisje had graag haar vijfhonderd pagina’s lange cursus gekopieerd gezien. Dit veroorzaakte een eerste binnensmondse, blasfemische uitroep die ik in mezelf stockeerde wegens sociale conventies. Daarna ging wat ik ervaarde de definitie van vloek of ongenoegen te buiten. Ik kon haar niet aankijken; mijn positief georiënteerde mensbeleving daalde tot het dieptepunt, zelfs wanneer mevrouw Strobbe ostentatief op haar horloge blikte en aan het meisje vroeg of ze nog lang werk had. Het tafereel escaleerde zo dat het kopieerwerk uiteindelijk in de handen van mevrouw Strobbe zelf kwam te vallen en zij de ongebreidelde schade probeerde te herstellen: er restten nog tien minuten voor drie klanten.

Op het eerste gezicht was er niets aan het meisje op te merken: keurige paardenlaarzen van enkele Zalando-retourtjes oud

Wat er dus aan de hand was, was dat onze juffrouw in een slakkengangetje haar tweeduizend kopies wilde maken, met rijke tussenpauzen waarin een Roycosoep kon worden gedronken, ze het toestel door haar onkunde liet vastlopen, door haar cursussen bladerde terwijl het toestel ongebruikt bleef ronken, en ze onnozel om zich heen keek wanneer gezucht en voetengestamp haar in canon bereikte. Ik dacht twee dingen, eerst het ene en dan het andere en tijdens ware dieptepunten nam ik ze allebei als plausibel aan: ofwel was ze tijdens de geboorte door een periode van zuurstoftekort gegaan, ofwel haatte ze mijn verschijning zo hard dat ze er grenzeloos van genoot om mij te zien kijken op de klok onder het idee dat ik mezelf ook in brand had kunnen steken zoals Jan Palach. Maar het hoogtepunt had zich nog niet voltrokken: wanneer ik tegen het sluitingsuur aanleunde, haalde zij een Kellogg’s-reep met rode vruchten boven die ze gepassioneerd opat – "Oef, ik heb mijn pauze wel verdiend", leek ze te denken. Dat was de druppel.

Het was een tragische donderdagnamiddag geworden. Alleen ik had mijn laatste tien pagina’s nog kunnen afdrukken, terwijl de anderen met een pruilmond afdropen en mevrouw Strobbe in de lach schoot zodra het meisje het filiaal had verlaten. Ik weet één ding zeker: als ik haar ooit tijdens een nachtelijke uitstap tegen het lijf loop tussen alle kronkelende burgies in de Overpoort, dan trakteer ik haar beslist op een drankje rohypnol.

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen