Al decennialang is de mensheid geïntrigeerd door de mogelijkheden van buitenaards bezoek op aarde. Dat bewijst de sporadische massahysterie rond vermeende ufomeldingen en graancirkels, maar hoe staat het echt met het contact met onze galactische buren?
Hoewel de kans dat Fons Van Callenberghe dertien jaar, zeven maanden en vier dagen geleden ontvoerd werd door meneer den alien met zijn tjoepen en zijn nappen klein is, is de mogelijkheid dat we niet alleen zijn in het universum geen pure Mark Peeters-praat. Het universum is zodanig groot, dat het in feite onmogelijk is dat er enkel op onze planeet intelligent leven zou te vinden zijn. Om maar wat met cijfers te gooien: naar schatting zouden er zo’n 100 tot 400 miljard sterrenstelsels zijn, wat zou neerkomen op zo’n tienduizend sterren per zandkorreltje op aarde. Feeling small yet? Het wordt nog straffer: volgens berekeningen van Proceedings of the National Academy of Science of the United States of America (PNAS) zou er rond zo’n 22 procent van deze sterren een aarde-achtige planeet kunnen cirkelen. Als we zouden rekenen dat minstens 1 procent van de sterren een bewoonbare planeet rond zich hebben draaien, komt dat in ons eigen sterrenstelsel alleen al neer op zo’n 100 miljard aarde-achtige planeten en naar schatting 100 biljard in het hele heelal. Nog eens 1 procent van deze planeten zou ook nog eens leven kunnen bevatten. Om je dat beter voor te kunnen stellen: voor (alweer) elke zandkorrel op aarde zou er één planeet met leven te vinden zijn in het universum.
Vreest niet! Ik kom in vrede!
Als er dan toch zo veel leven te vinden zou zijn in het heelal, waarom zijn we er dan nog steeds niet in geslaagd om contact te leggen met onze buitenaardse buren? ‘Leven’ betekent niet altijd ‘intelligent leven’. Ook onze eigen planeet kende voor het grootste deel van haar 4,54 miljard lange bestaan enkel onintelligente levensvormen in de vorm van eencellige organismes. Dat kan ook voor andere bewoonbare planeten gelden: meneer den alien is niet per se een kaal, groen mannetje in een ufo, maar kan evengoed een saaie amoebe zijn. Daarbij komt dat onze planeet vrij jong is in vergelijking met het universum dat zo’n 13,8 miljard jaar oud is sinds de big bang. Er zijn dus heel wat planeten die waarschijnlijk miljarden jaren ouder of jonger zijn dan de onze, waardoor het ook mogelijk is dat de levensvormen op die planeet miljarden jaren voor of achter staan op onze eigen beschaving. Wie weet hebben de aliens onze aarde al miljoenen jaren geleden gekoloniseerd en leven wij al sinds het begin van de mensheid in een Matrix-gewijze hel, waarbij we zonder dat we het weten volledig gecontroleerd worden door boosaardige buitenaardse wezens?
"Uiteindelijk zijn wij voor de aliens ook maar aliens"
Gegroet, aardbeien!
Een andere moeilijkheid bij het contact leggen met buitenaards leven, zijn de enorme afstanden tussen de planeten onderling. De dichtstbijzijnde aarde-achtige planeet, Proxima B, die in een baan rond de rode dwergster Proxima Centauri draait, ligt zo’n 4,2 lichtjaren van ons verwijderd. Als je weet dat de snelheid van het licht ruwweg 300 000 km per seconde bedraagt, kan je al rekenen over welke afstanden we spreken. Zoals we allemaal weten, zijn we voorlopig nog wel eventjes zoet met de eerste mens op Mars te krijgen, dus op de eerste echte Millennium Falcon die de hyperspace kan doorkruisen is het nog even wachten.
Naast mogelijke verschillen in ontwikkeling en de enorme afstand, zijn er nog andere redenen die het contact met buitenaards leven kunnen bemoeilijken. Een daarvan is de mogelijkheid dat het afweersysteem van de aliens niet aangepast is aan de bacteriën die zich op aarde bevinden en vice versa. Hier op aarde zien we al dat mensen die naar een ander continent emigreren of besmet worden door immigranten vatbaarder zijn voor ziektes die op een bepaald continent vaak voorkomen omdat zij er nooit antilichamen voor hebben opgebouwd. Op deze manier stierven bijvoorbeeld bij de kolonisatie van Amerika indianen bij bosjes aan ziektes zoals de pokken, die meegebracht werden door Europese immigranten. Ook luchtdruk of chemische samenstellingen in de lucht zouden problemen kunnen geven voor de bezoeker.
Verder weten we niet of buitenaardse levensvormen onze manieren van communiceren wel zouden zien als communicatie en omgekeerd en is het dus zaak om in staat te zijn om natuurlijke fenomenen te kunnen onderscheiden van pogingen tot contact via bijvoorbeeld elektrische golven.
Ik heb jullie jarenlang geobserveerd!
Ondertussen heeft de mens ondanks al deze uitdagingen al talrijke pogingen tot contact met extraterrestrials ondernomen. Een bekend voorbeeld hiervan is het Messsaging to Extraterrestrial Intelligence-project (METI), waarmee men vanaf de late jaren 60 eenvoudige radiosignalen de ruimte in stuurde waarvan men hoopte dat intelligente buitenaardse levensvormen ze zouden kunnen begrijpen. Omdat men in die tijd nog niet veel kennis had van andere bestaande zonnestelsels en extrasolaire planeten, verloren de overheden na een tijdje hun interesse in METI en bouwden ze de subsidies voor het onderzoek af, waardoor het project moest zien te overleven aan de hand van donaties. Vanaf de jaren 90 en de eerste jaren van de 21ste eeuw groeide de interesse voor onderzoek naar buitenaards leven weer dankzij de ontdekking van nieuwe zonnestelsels en planeten, wat leidde tot het lanceren van ruimtecapsules COROT (European Space Agency, 2006) en Kepler (NASA, 2009), observatoria die onderzoek doen naar extrasolaire planeten. In 2013 had Kepler al 105 exoplaneten gelocaliseerd, waarvan er één, Kepler-22b, potentieel bewoonbaar is. Dankzij de ontdekking van deze nieuwe planeten genoot ook het METI-project hernieuwde aandacht en sindsdien focussen de berichten die METI uitstuurt op door Kepler en COROT gedetecteerde planeten, zoals de in 2013 naar de aardachtige planeten Gliese 581g en Gliese 581d gezonden ‘A Message From Earth’ (AMFE). Hiernaast zijn er nog enkele andere projecten zoals SETILive waarbij vrijwilligers radiosignalen van aliens proberen te vinden die mogelijks niet door computers opgepikt werden door aardse radioverstoringen en Search for SEVENDIP, dat electromagnetische signalen van buitenaardse intelligentie tracht op te vangen. Voorlopig hebben we nog geen signalen opgevangen waarvan bewezen is dat ze van intelligent leven komen, maar wat niet is, kan nog komen. Uiteindelijk zijn wij voor de aliens ook maar aliens.
Reactie toevoegen