Ook voor de uitvinding van Monopolie is er menige vriendschap gesneuveld aan meningsverschillen. Van kleine muggen en olifanten tot grote disputen, die soms zelfs gewelddadig konden worden: onze geschiedenis is bezaaid met polemieken tussen oude boezemvrienden. Ironisch genoeg lijkt er één groep mensen te zijn die minder last heeft van de incompatibiliteit van mening en vriendschap: filosofen. Ik zeg ironisch omdat filosofen berucht zijn voor hun discussies over onbenullige meningen (en hun gebrek aan vrienden).
Amicus Othman, sed magis amicus veritas
Misschien is het wel juist doordat filosofen professionele muggenzifters zijn dat ze geleerd hebben van mening te verschillen zonder daarbij een vriendschap op het spel te zetten. Eén van de mooiste historische voorbeelden hiervan is de woordenstrijd tussen Aristoteles en zijn meester Plato. In hedendaagse termen zouden we Aristoteles waarschijnlijk een slechte leerling noemen. Hij was een wijsneus die het steeds beter meende te weten dan zijn leermeester en vriend, Plato, en dat stak hij nu niet bepaald onder stoelen of banken. Al in zijn eerste taak waagde de jonge filosoof het om de leerstellingen van zijn meester volledig op hun kop te zetten.
De woordenwissel bleef echter steeds beleefd. Iedere keer als Aristoteles op het punt stond kritiek te geven op zijn leerkracht begon hij deze kritische noot met de beruchte zin 'Amicus Plato, sed magis amica veritas.' Plato is mijn vriend, maar de waarheid is een betere vriend.
Recent heeft een goeie vriend van mij, Othman El Hammouchi, zijn eerste boek geschreven: Lastige Waarheden, dat hij al eerder had aangekondigd in zijn interview met Schamper. Ik raad iedereen aan het boek zelf te lezen en een eigen oordeel te vellen over de inhoud. Maar ik heb het boek gelezen en amicus Othman, sed magis amicus veritas. Ik denk dat er enkele problematische aspecten zijn in het boek, die het waard zijn even belicht te worden. Niet alleen is dit misschien interessant, om zo nieuwe ideeën aan te reiken in het debat rond dit boek, maar ook is dit een poging om zoals de Oude Grieken op een beschaafde manier te zeggen dat ik hier niet mee akkoord ga.
Ironische Waarheden
Allereerste is het misschien gepast te wijzen op een vrij ironisch aspect van het boek. In het begin van het werk begint El Hammouchi namelijk met een aanval op de 'continentale' filosofie, die hij ervan beticht te onduidelijk en verwijderd van de realiteit te zijn. Echter puur vormelijk vraagt het enige verbeelding om 'Lastige Waarheden' een duidelijk werk te noemen. Over het verloop van iets minder dan tweehonderd pagina's behandelt de auteur het bestaan van kennis, identiteit, moslims in Europa, het bestaan van God, school-hervormingen en internationale politiek. Verder doet hij dit in een archaïsch taalgebruik dat het hele werk moeilijk verteerbaar maakt.
Het vraagt enige verbeelding 'Lastige Waarheden' een duidelijk boek te noemen.
Het is dan ook vanzelfsprekend dat het boek erg slordig overkomt. Vaak krijg je het gevoel dat sommige onderwerpen in een sneltempo worden afgehandeld, zonder lang stil te staan bij hun consequenties of mogelijke kritiek. Zo begint de auteur in de inleiding bijvoorbeeld met een vrij vreemde uiteenzetting over de hedendaagse filosofie, waarin hij kritiek op 'postmodernisme' samengooit met een vrij recente kritiek op 'cultuurmarxisme'. Ik heb geen tijd hier in deze recensie verder op in te gaan, maar ik schreef al eerder een kritiek op het idee van 'cultuurmarxisme' dat mij relevant lijkt in deze context.
Aangezien een bespreking van het hele boek tot een artikel zou leiden dat bijna even lang is als het boek zelf zal ik mij beperken tot een zo kort mogelijke bespreking van het eerste deel van het boek, dat hij zelf 'de moslimkwestie' heeft genoemd.
Amicus Othman
In hoofdstuk één, 'De moslimkwestie', wil El Hammouchi een beschrijving geven van het concept identiteit en daarbij mogelijke oplossingen bieden voor 'het probleem met de moslimgemeenschap'. Alvorens dit te bespreken wil ik eerst zeggen dat ik behoorlijke bedenkingen heb bij dit opzet. Niet alleen gaat de auteur er hier goedkoop vanuit dat er überhaupt problemen zijn met de moslimgemeenschap, zonder hier veel bewijs voor te geven, maar ook vind ik de vergelijkingen met de joodse gemeenschap uit het begin van de vorige eeuw behoorlijk misplaatst. Zijn idee is dat joden zich 'op succesvolle wijze geïntegreerd hebben in de maatschappij', maar het grootste deel van het hoofdstuk is hij stil over het feit dat 'de joodse kwestie' een nazistische term was die uiteindelijk heeft geleid tot de gruwelen van de Shoa.
El Hammouchi begint zijn hoofdstuk met de uiteenzetting van zijn kennistheorie, die sterk lijkt op de nogal verjaarde kennistheorieën van de achttiende eeuw, om tenslotte uit te komen op een analyse van de menselijke psyche. Hij stelt dat de mens zou bestaan uit een 'rationele menselijke geest' en 'dierlijke verlangens'. Deze opvatting lijkt rechtstreeks geplukt uit werken uit de middeleeuwen. Het precieze onderscheid tussen deze twee blijft eerder onduidelijk, al komt het erop neer dat gevoelens, passies en verlangens 'dierlijk' zijn, terwijl het rationele denken dan als 'menselijk' wordt bestempeld. Overigens worden de dierlijke verlangens weggezet als 'slecht' en het rationele denken als 'goed'.
Identiteit is volgens hem een dierlijk verlangen dat alle mensen hebben. Identiteit is dus in de eerste plaats iets slecht. Toch stelt El Hammouchi dat het ook een positief nut kan hebben, mits het door 'rationele filosofen of wijzen' gebruikt wordt om het volk, dat blijkbaar niet rationeel kan denken, op een ingenieuze manier in de pas te laten lopen. Het resultaat is een sterk klassenonderscheid op basis van intelligentie, dat nog het meeste doet denken aan de tirannieke Filosoof-Koning uit Plato's werken.
Een opvatting die rechtstreeks geplukt lijkt te zijn uit werken uit de middeleeuwen.
Na heel deze omweg komt de auteur uiteindelijk bij het onderwerp van dit hoofdstuk: 'de moslimkwestie'. Volgens El Hammouchi zijn er twee problemen met de moslimgemeenschap: ze zijn 'onderontwikkeld' en zetten zich af tegen andere groepen. Met onderontwikkeling bedoelt hij dat de moslimgemeenschap geen 'besef van beschaving' meer heeft. Daarom moet ze volgens hem onderwezen worden in haar geschiedenis, theologie, talen, filosofie, poëzie en nog een resem aan andere domeinen. Het antagonisme tegenover andere groepen is volgens de auteur het gevolg van het feit dat de moslim geen 'Vlaamse identiteit' heeft. Identiteit heeft hier voor hem in de eerste plaats te maken met uiterlijke eigenschappen, zoals taal en kleding. Normen en waarden zijn volgens hem geen deel van een identiteit. Dus het enige dat de moslimgemeenschap moet doen, is zichzelf 'vervlaamsen'. Bijvoorbeeld door het Vlaams beter te beheersen en hun hoofddoeken meer in een Europese stijl te maken.
Sed
Vooraleer dieper in te gaan op mijn kritiek, wil ik nog eens even wijzen op de slordigheid van het werk. In het verloop van deze veertig pagina's behandelt El Hammouchi zoveel verschillende onderwerpen dat het onvermijdelijk wordt dat de lezer om de zoveel tijd eens terug moet bladeren om te zoeken waar de auteur nu eigenlijk over bezig is. Verder rijkt hij een hele hoop problematische en vaak 'onderontwikkelde' ideeën aan. Ik zal me daarom ook niet bezighouden met het ontkrachten van het idee dat de mens 'dierlijke gevoelens' en 'rationele gedachten' heeft, ik denk dat de cognitieve psychologie dat al voldoende heeft gedaan, of het benadrukken van het problematische gehalte van zijn uitspraak over het 'controleren van het dierlijk volk'. Echter even een kleine bedenking bij zijn twee 'oplossingen'.
Het eerste probleem met de oplossingen is dat ze elkaar tegenspreken. Enerzijds wil hij de moslimgemeenschap een sterkere identiteit geven door hen te onderwijzen in 'hun cultuur', maar dit lijkt juist te benadrukken dat ze anders zijn dan de Vlamingen. Het vervlaamsen van de moslimgebruiken heeft echter tot doel deze verschillen weg te nemen. Segregatie en integratie zouden hier op een vreemde manier in elkaars verlengde liggen.
Ten tweede wil ik er even op wijzen hoe onrealistisch beide oplossingen zijn. De eerste oplossing zou erop neerkomen dat iedere moslim-Belg vanaf nu vijf talen zou moeten spreken, de islamitische filosofie, theologie en geschiedenis moet kennen en bedreven moet zijn in nog zo'n tien andere vakken. Hoe hij dit educatief mirakel zal klaarspelen is mij eerder een raadsel. Zijn idee om de moslimgemeenschap te vervlaamsen blijft ook beperkt tot twee à drie voorbeelden, maar legt ook niet uit hoe hij deze omwenteling zal klaarspelen. Als conservatief prijst hij zichzelf erop rekening te houden met de menselijke natuur, maar hier toont hij zichzelf nogal wereldvreemd.
Ten derde is zijn visie op racisme ook ontzettend simplistisch. Othman ziet in feite geen onderscheid tussen xenofobie en racisme. Xenofobie is een angst voor 'het vreemde', ook wel bekend als het gevoel dat je oma krijgt als haar verpleger plots zwart blijkt te zijn of het gevoel dat jij krijgt als je vrienden plots plat West-Vlaams tegen elkaar beginnen te spreken. Xenofobie is inderdaad het gevolg van externe eigenschappen, zoals taal en kleding. Racisme is echter véél moeilijker. Racisme heeft te maken met een manier van denken die uitgaat van een zekere 'superioriteit'. Racisten hebben meestal 'redenen' waarom andere rassen inferieur zijn en doen meestal ook een poging zichzelf politiek te organiseren. Hoewel racisme en xenofobie overlappen, zijn er toch grote verschillen. Zo kan iemand bijvoorbeeld racistisch zijn, ondanks dat ze nog nooit in hun leven een moslim gezien hebben. Othman is volledig blind voor deze meer systematische en ideologische variant.
En ten slotte heb ik ook mijn bedenkingen bij de idee dat in een samenleving iedereen uiterlijk zoveel mogelijk op elkaar moet lijken. Bij kleren lijkt dit nog haalbaar, maar hoe moeten we ons dit precies voorstellen bij genetische externe kenmerken, die juist zo vaak aan de basis liggen van xenofobie? Is de blanke huidskleur dan ook een deel van de Vlaamse identiteit? Als dit niet het geval is lijken er gaten te zitten in zijn definitie van identiteit. Maar zelfs als we hem het voordeel van de twijfel geven en met externe kenmerken enkel culturele aspecten bedoelen, wat overigens niet het geval is bij xenofobie zoals al eerder werd aangetoond, denk ik toch dat zijn definitie van identiteit nog steeds onvolledig is. Identiteit is een complexe psychologische toestand. Het is eerder een gevoel of een mentale constructie, dan het gevolg van een lijst externe factoren. De uniformiteit van externe kenmerken waar hij zo op hamert roept bij mij daarom eerder het beeld op van een extreem-nationalistische staat dan van een natie die zijn problemen met identeit heeft opgelost.
Aspirant-Filosoof
'Lastige Waarheden' is een warrige knoeiboel aan verschillende opvattingen en als men een poging doet deze verschillende ideeën te ontrafelen botst men steeds weer op contradicties en problematische conclusies. Het is echter wel ook een interessante poging om op onorthodoxe wijze om te gaan met het probleem van identiteit.
Reacties
(Geen onderwerp)
Reactie toevoegen