Lezersbrief Roald Docter

'Leading by example'

‘Vertrouwen, samenwerking, en pragmatisme’, dat zijn de kernwoorden waarmee het kandidaat (vice)rectorsduo Rik Van de Walle en Mieke Van Herreweghe hun programma samenvatten. Het zijn drie woorden die het andere duo, Guido Van Huylenbroeck en Sarah De Saeger, ongetwijfeld ook zullen kunnen omarmen, al was het maar blijkens hun keuze om ‘samen’ tot kernwoord van hun programma te maken. Het eerstgenoemde duo verduidelijkt op hun website dat dit ‘vertrouwen’ niet als ‘blind vertrouwen’ moet worden gelezen, wat als academische deugd de medewerkers en studenten aan de Universiteit Gent zeker zal aanspreken. Ook ik werk aan deze universiteit en ook ik voel me door deze wervende leuzen geraakt. Het vertrouwen dat van de universitaire gemeenschap gevraagd wordt hoef ik niet blindelings te geven, maar mag getoetst worden. Laten we de gezichtsbepalende kandidaatrector van het eerste duo daarom eens tegen de lat van zijn programma leggen. Ik zal me daarbij beperken tot drie thema’s: publicatiedruk, werk-privé-balans en verengelsing van het onderwijs. Toegegeven, ik zou dat dan eerlijkheidshalve waarschijnlijk ook voor de kandidaat-vicerector moeten doen en waarschijnlijk ook voor de kandidaten van het andere team, maar daarover mogen anderen schrijven. 

Publicatiedruk en 'salamisering'

Laten we beginnen met een van de kerntaken van het universitaire bedrijf, het uitvoeren van hoogwaardig onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan. In de context van de financieringsmechanismes van de universiteiten zegt het programma van Van de Walle/Van Herrewege daarover: “De immer groeiende publicatiedruk en de ‘salamisering’ van onderzoek (onderzoek in schijfjes opdelen om zo in verschillende tijdschriften te kunnen publiceren) die daaruit voortvloeit, kan alleen opgelost worden indien de universiteiten een gezamenlijk standpunt innemen en verdedigen.” De vraag stelt zich van wie die publicatiedruk dan wel komt? Het antwoord is bekend: van de universitaire overheden op centraal en facultair niveau, die in een rat race om maar een groter aandeel uit de gesloten financieringsenveloppe te kunnen verwerven de onderzoekers aanzetten tot een steeds grotere publicatie-output. Het probleem dat in het programma van beide kandidaatduo’s wordt onderkend is dat publicatiedruk op de medewerkers nu extreem hoog ligt en wellicht te hoog. Binnen de UGent zijn er daarenboven onderscheiden publicatieculturen, die zich langs de krijtlijnen van faculteiten, disciplines en onderzoeksgroepen verschillend aftekenen. In mijn faculteit (Letteren & Wijsbegeerte) wordt traditioneel gepubliceerd als individu en veelal in boekvorm (een trage vorm van publiceren), maar in het laatste decennium met de druk vanuit zowel het centrale als het facultaire niveau stijgt ook hier het aandeel groepspublicaties. In de faculteit waar Rik Van de Walle deel van uitmaakt ligt de nadruk op publiceren in teamverband. Daar is op zich niets mis mee, maar als alfawetenschapper stel ik me wel de vraag of ook hier de druk op de professoren en het assisterend academisch personeel niet te veel toeneemt. De professoren, zeker zij die nog niet in een vastbenoemd statuut zitten (Tenure Track), worden continu opgejaagd door Gepersonaliseerde Doelstellingen die door de faculteiten worden vastgelegd en eigenlijk zonder uitzondering hoog of te hoog liggen. In de Academische Bibliografie van de universiteit kunnen we eenvoudig nakijken welke publicaties elke medewerker op zijn naam heeft staan. Bij Van de Walle staat de teller op 901. In het afgelopen tijdvak van vijf jaar (2012-2016) komt hij uit op niet minder dan 319 afzonderlijke publicaties, vrijwel allemaal als coauteur. Als we uitgaan van 254 reguliere werkdagen in een jaar dan betekent dit dat Van de Walle elke vier dagen een publicatie in druk weet te krijgen; als we er van uitgaan dat hij ook alle verlofdagen en de weekenden werkt (en helaas doen vele medewerkers dat) dan komen we toch nog uit op één publicatie elke 5,7 dagen.

"Rik Van de Walle heeft de afgelopen vijf jaar 319 publicaties op zijn naam staan, om de vier dagen één"

In academische termen betekent dit dat Rik Van de Walle een uiterst succesvolle wetenschapper is, die een zeer groot team leidt en betrokken is bij vele projecten en die waarschijnlijk ook in gang zet. Ik vraag me echter af, hoe hij dit kan doen? De vork van vijf jaar is in dit verband niet zonder betekenis omdat dit juist ook de jaren waren dat hij decaan van de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur was, sinds 2014 nog een gecumuleerd met een vakgroepvoorzitterschap. Een dergelijke concentratie van macht is natuurlijk al bedenkelijk, in de feiten ook onverenigbaar, maar reglementair nog steeds toegelaten (en de UGent heeft helaas getoond in het uitwerken van reglementen wel wat sturing te kunnen gebruiken). Tegelijk leidt hij dan ook nog een groot onderzoeksteam met vele doctorandi en postdoctorale medewerkers. Dat kan niet anders dan onmetelijk veel tijd kosten, zeker als we dan nog onderwijstaken en andere afgeleide functies erbij tellen, gevoegd bij de voorbereidingen voor de kandidatuurstelling voor het rectorschap. Welk aandeel is dan in al die publicaties van hem zelf? Heeft hij überhaupt de tijd gehad om al deze artikelen ook inhoudelijk te beoordelen voor hij zijn naam eraan verbond? In welke mate is dit altijd wenselijk voor betrokken andere auteurs, i.c. de onderzoekers die het eigenlijke werk hebben gedaan? Ligt er binnen de onderzoeksgroep niet een te grote druk om Van de Walle er als auteur bij te nemen (gevraagd of ongevraagd), juist omdat hij zowel promotor, leider van de onderzoeksgroep, vakgroepvoorzitter en decaan is? Op elk niveau zul je hem immers tegenkomen. Moeten we als universiteit ons personeel niet beschermen tegen dergelijke situaties? Dringt er zich niet een andere bestuurscultuur op? Is dit academische wereldbeeld de bagage die we van een rector aan de UGent verwachten en die bij de beleidsbepaling bewust of onbewust een rol zal gaan spelen, en dus ook voor de andere faculteiten?

"Moeten we ons personeel niet beschermen tegen dergelijke situaties?"

Work-life balance

Het tweede thema, de zo dringend gewenste balans tussen werk en privé, heeft natuurlijk heel veel te maken met het eerste thema omdat juist de (te) hoge publicatiedruk een zware impact op het gezins- en sociale leven heeft. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat door de zeer toegenomen bureaucratisering van de universiteit, gevoegd bij de reguliere onderwijstaken, er eigenlijk pas in de avonduren en de weekenden tijd overblijft voor het schrijven aan publicaties. Als Mediterraan archeoloog is het bovendien niet evident om het veldwerk voor het onderzoek in de normale semesterstructuur in te passen, zodat ook dat ‘labo’-deel van ons onderzoek in de verlofperiodes plaats moet vinden. Dat alles gaat natuurlijk ten koste van gezin en sociaal leven. Het is dan ook toe te juichen dat in de programma’s van beide kandidaatduo’s er voor deze problematiek aandacht is. In het programma van Van de Walle/Van Herreweghe, wordt dit ingevuld door “flankerende gezinsvriendelijke maatregelen: aanbieden van rustige borstvoedingsruimtes, kinderopvang voor kinderen vanaf drie jaar, extra toelagen voor gezinsondersteuning bij buitenlandverblijven in het kader van een sabbatical, meer gezinsondersteuning bij inkomende internationale personeelsleden”, maar wordt het verder echter vooral gekoppeld aan een vernieuwing van de universitaire infrastructuur. Als kiezer vraag ik me dan af hoe Rik Van de Walle daar zelf tegenover staat? Op de verkiezingswebsite zegt hij: “In tegenstelling tot wat je misschien denkt, ben ik niet getrouwd met mijn werk maar wel met de nog veel boeiender Brenda Delcloo” (gelukkig werkt laatstgenoemde ook aan de universiteit). In het interview met Schamper (576) waarin de kandidatuur van het team Van de Walle/Van Herreweghe werd bekend gemaakt, zegt hij echter: “Ik ben van niemand. Ik ben van de universiteit en een beetje van mijn vrouw.” Het laatste zal ongetwijfeld met een knipoog gezegd zijn, maar in combinatie met de hiervoor al aangehaalde Hercules-taken die Van de Walle door de combinatie van zoveel functies dagelijks zal moeten uitvoeren, zal er wel een grond van waarheid in schuilen. De vraag die dan bij mij opkomt is of iemand die dit soort doorgedreven arbeidsethiek aan zichzelf oplegt wel de juiste persoon is aan wie ik de zorg voor een betere werk-privé-balans aan de Universiteit Gent wil toevertrouwen?

"Is iemand die dit soort doorgedreven arbeidsethiek aan zichzelf oplegt wel de juiste persoon om voor een betere werk-privé-balans aan de Universiteit Gent te strijden?"

Verengelsing

"De Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur werd aangehaald als voorbeeld hoe het niet moest"

Over het derde en laatste thema, de verengelsing van het academische onderwijs, is eerder al in de Standaard geschreven door zowel het kamp van Van de Walle/Van Herreweghe (14.4.2017) als door Van Huylenbroeck/De Saeger (18.4.2017). In het stuk van de professoren Deneckere, De Wever en Vrint werd terecht kritisch gekeken naar de dreigende verengelsing van het academische onderwijs aan de Universiteit Gent. Vreemd genoeg werd het voorbeeld van de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur aangehaald als voorbeeld hoe het niet moest, en vreemd genoeg zonder melding te maken van het feit dat dit nu juist de faculteit van Van de Walle is. In een reactie hierop weerlegden Guido Van Huylenbroeck en Sarah De Saeger de ten onrechte aan hen toegedichte intenties tot veralgemening van het Engels als onderwijstaal. Het gegeven dat het juist Rik Van de Walle was die als decaan de algehele verengelsing van de masters in zijn faculteit er heeft doorgedrukt, zonder valabele Nederlandstalige alternatieven te bieden blijft echter in de verkiezingscampagne zorgvuldig onder de radar. Zijn programma zegt daar expliciet het volgende over: “Een verregaande verengelsing van opleidingen (zoals in Nederland aan de gang is) is niet wenselijk voor bacheloropleidingen. Voor masteropleidingen is de onderwijstaal Engels (of eventueel een andere taal) enkel te overwegen indien ze een meerwaarde is voor de studenten en het afnemend werkveld.” Op zich is dit een redelijke stellingname, maar de praktijk leert dus anders. Ook hier dringt zich de vraag opnieuw op of iemand die in zijn faculteit bewezen heeft geen goede hoeder te zijn van het Nederlands als onderwijstaal (i.c. als flankerende taal voor het Engelse masterprogramma) wel de juiste persoon is aan wie ik de zorg voor een gebalanceerde onderwijstaalstrategie wil toevertrouwen. Mijn antwoord op deze retorische vraag moge duidelijk zijn.

Van een rector aan de UGent mogen we verwachten dat een programma niet alleen op woorden en intenties gebaseerd is maar ook op een track record dat daarmee in overeenstemming is.

Prof. Roald Docter

Roald.Docter@UGent.be

0
Gemiddeld: 4 (1 stem)

Reacties

Bericht: 
Rik is momenteel mijn vakgroepvoorzitter en mijn decaan. Hij is co-auteur van geen enkele van mijn publicaties, en ik heb nog nooit ergens een zweem van een suggestie gehoord, gelezen, of gemerkt dat die rollen zouden gelinkt zijn. Roald, als je een probleem hebt met een publicatiecultuur waarin promotoren van onderzoek steevast co-auteur worden van eruit resulterende papers, dan heb ik daar alle begrip voor. Maar dan moet je kritiek geven op die publicatiecultuur en op de instanties die hem in stand houden, niet op één bepaald persoon die in die cultuur meedraait. Het feit dat Rik erin meedraait zegt bovendien niks over zijn intenties om iets te doen aan de publicatiedruk. Ik draai willens-nillens ook mee in een systeem dat A1-publicaties boven conferentiepapers plaatst (ik moet wel als ik ooit hoogleraar wil worden), alhoewel het in mijn onderzoeksdomein omgekeerd zou moeten zijn (peer-reviewed conferenties zijn veel prestigieuzer in mijn domein), en ik zou de wegingsfactoren onmiddellijk veranderen indien ik er de macht toe had. Mijn huidige meedraaien gaat in tegen mijn voorkeur, maar wat moet ik doen? Mijn doctorandi een doctoraat ontzeggen omdat ik de regel van nodige A1's belachelijk vind? Dit moet je dus niet op de man spelen. Nogmaals, dat je niet akkoord gaat met het co-auteurschap voortvloeiend uit co-promotorschap, daar heb ik alle begrip voor. Maar dat je het aandurft om te suggereren, zonder enig aanvoeren van bewijsmateriaal en volgens mij volkomen ongefundeerd, dat Rik's co-auteurschap daarnaast voortvloeit uit een druk die uitgeoefend wordt vanuit de functie van decaan of vakgroepvoorzitter, is ronduit beschamend! Een academicus onwaardig. Over het "vertrouwen" uit het programma van Rik en Mieke schrijf je "Het vertrouwen dat van de universitaire gemeenschap gevraagd wordt hoef ik niet blindelings te geven, maar mag getoetst worden", om de brug te maken naar jouw toetsing van Rik. Daarmee zet je de wereld schaamteloos op zijn kop. Het vertrouwen in het programma van Rik en Mieke gaat overduidelijk over het vertrouwen dat centrale administraties en besturen moet stellen in de medewerkers, niet omgekeerd. Ze schrijven "We willen dat de Universiteit Gent een universiteit wordt die vertrouwen schenkt aan haar medewerkers en studenten. Geen ‘blind vertrouwen’, wel een cultuur van vertrouwen, gekoppeld aan verantwoordelijkheid." Verder gebruiken ze de term vertrouwen enkel in de context van evaluaties van medewerkers. In je open brief doen alsof ze (blind) vertrouwen vragen om als bestuurders hun gang te gaan, is pure, bewuste misleiding. Sorry Roald, maar als je zulke malafide trucken van de foor tracht te gebruiken in die passages van je brief waarover ik met verstand van zake kan reflecteren, dan kan ik ook de rest van je brief niet meer serieus nemen, en ben je voor mij gewoon verbrand als niet te goeder trouw.

Bericht: 
Ik kan alleszins uit eerste hand getuigen dat Rik Van De Walle vier jaar geleden bij de oprichting van de Actiegroep Hoger Onderwijs één van de allereerste academische bestuursleden was om het probleem van publicatiedruk te erkennen en serieus te nemen. Op zich is het een goed idee om het track record van een kandidaat-rector te bekijken. Het is echter fundamenteel oneerlijk om dit 1) enkel voor één kandidaat te doen en de ander buiten beschouwing te laten en 2) dit te doen op basis van speculaties over de werking van een faculteit die je van haar noch pluim kent.

Bericht: 
Beste Roald, Ik ken je niet, en jij kent mij wellicht ook niet. Maar op basis van wat je hier schrijft kan ik alleen maar afleiden dat je ook Rik helemaal niet kan kennen. Je hebt duidelijk enkele frustraties, en deze kunnen zeer terecht zijn, maar dan moet je je pijlen richten op het juiste doel. Je constructief inzetten om die frustraties weg te werken zou in ieder geval eervoller zijn dan, zoals je hier doet, ongegronde uitspraken en insinuaties over één enkel persoon de wereld insturen. Ik heb vele jaren met Rik samengewerkt in dezelfde onderzoeksgroep, en veel van de zaken die je vermeldt zijn gewoonweg onwaar. Dit is bijzonder jammer (als eufemisme voor o.a. onfatsoenlijk, wansmakelijk en zielig) en eigenlijk een zichzelf-respecterend academicus onwaardig; dat moet je zelf toch ook beseffen? Mocht je 1 week meedraaien in ‘Riks onderzoeksgroep‘ zou je met schaamrood op de wangen jouw woorden moeten inslikken. Maar ik heb zo een donkerbruin vermoeden dat jouw bedoeling helemaal niet is om de waarheid te verkondigen… Wel, als iemand persoonlijk aangevallen wordt, mag hij ook persoonlijk verdedigd worden. Rik heeft 15 jaar geleden onderzoeksgroep Multimedia Lab opgericht en deze doen uitgroeien tot een zeer succesvolle groep; inderdaad omdat hij een goede onderzoeker is, maar ook een goede leider, een goede manager, een goede collega, een goede luisteraar, een goede onderhandelaar, etc. In het groeiende Multimedia Lab was Rik alles behalve de ‘alleenheersende’ onderzoeksgroepleider, maar werd de leiding verdeeld onder diverse collega’s. Meer recent is Multimedia Lab door de toenemende (onderzoeks)samenwerking samengegroeid met andere onderzoeksgroepen (ook over vakgroepen heen). Er is dus niet zoiets als ‘Riks onderzoeksgroep’, echt niet. Sta me toe te repliceren op enkele van jouw uitspraken: “Ligt er binnen de onderzoeksgroep niet een te grote druk om Van de Walle er als auteur bij te nemen (gevraagd of ongevraagd), juist omdat hij zowel promotor, leider van de onderzoeksgroep, vakgroepvoorzitter en decaan is?” - Absoluut niet, wel in tegendeel; hij bood en biedt iedereen maximale kansen en monopoliseert het co-auteurschap absoluut niet. “Op elk niveau zul je hem immers tegenkomen.” - Rik is als geen ander in staat om zijn verschillende rollen, die door de huidige reglementen inderdaad toegelaten worden, op correcte en ethische wijze in te vullen en uit te voeren. Hij is zich zeer bewust van eventuele gevoeligheden en is daar steeds zeer eerlijk en transparant in. Moeten de reglementen wijzigen? Misschien wel, misschien niet, maar dit staat totaal los van de persoon Rik. “De vraag die dan bij mij opkomt is of iemand die dit soort doorgedreven arbeidsethiek aan zichzelf oplegt wel de juiste persoon is aan wie ik de zorg voor een betere werk-privé-balans aan de Universiteit Gent wil toevertrouwen?” - Mijn eerste reactie bij het leze van deze zin was: “Hoe durf je!”. Rik is inderdaad een harde werker maar dat impliceert toch niet dat hij zijn eigen keuzes zou willen opleggen aan eenieder? Ik kan je verzekeren dat Rik net heel gevoelig is voor de work-life-balance van zijn medewerkers. Ik heb zelf enkele (zeer) moeilijke periodes doorgemaakt in mijn privéleven en heb steeds kunnen rekenen op heel veel begrip en steun van Rik (zowel als promotor als collega). Velen onder ons zouden zich gezegend voelen met Rik als ‘baas’. Mocht jouw lezersbrief een ingestuurd manuscript zijn met peer review, je zou het terugkrijgen met een droge “definitely reject”. P.S. Voor alle duidelijkheid: ik schrijf dit alles uit eigen beweging. Ik ben Rik voor veel zaken dankbaar, maar ik ben hem niets verschuldigd, behalve nu het neerschrijven van dit antwoord na het met bijna walging lezen van jouw brief. Ik hoop dat je ooit de kans krijgt om je te verontschuldigen. Met vriendelijke groeten, Peter Lambert.

Bericht: 
Een woordje over democratische besluitvorming, differentiëring en work-life balance Beste Roald, beste lezers, Ook ik ben lid van de faculteit ingenieurswetenschappen en architectuur en daarbinnen van de vakgroep van Rik. Ik kan de reacties van mijn collega's Bjorn De Sutter en Peter Lambert hierboven enkel beamen. Ik zat lange tijd als OAP-er in de onderwijsraad en heb op die manier kennis gemaakt met en verhalen gehoord uit alle andere faculteiten. Vanuit dat perspectief meen ik te kunnen stellen dat de faculteit ingenieurswetenschappen en daarbinnen de vakgroep elektronica en informatiesystemen tot de meest democratische behoren van de hele universiteit. Hoewel een hele reeks beslissingen natuurlijk in de faculteitsraad worden goedgekeurd en deze natuurlijk wordt voorgezeten door de decaan, worden de meeste van deze beslissingen voorbereid door commissies waarvan de decaan geen deel uitmaakt. Dit is niet enkel een papieren procedure maar de werkelijke praktijk. Als Rik, als decaan, dus beslissingen ‘doordrukt’ bij het bestuur (wat dat ook moge betekenen), dan is dat met een uitdrukkelijk mandaat vanwege zijn faculteitsraad, waarin veel en voldoende mondige mensen zetelen om een democratische besluitvorming te garanderen. Hoewel velen van mijn startende collega's de gepersonaliseerde doelstellingen initieel als druk beschouwen, meen ik dat ze in onze faculteit en mede onder aansturen van Rik heel redelijk en haalbaar zijn. Ze zijn niet absoluut, maar worden opgesteld met respect voor en in verhouding tot het eigen profiel en de eigen publicatiecultuur en -frequentie (want zelfs binnen 1 faculteit zijn daarin grote verschillen). Overleg is steeds mogelijk. Voor het vastleggen van de doelstellingen met betrekking tot buitenlandse verblijven kan bijvoorbeeld expliciet rekening gehouden worden met de gezinssituatie bij het afwegen tussen lange en kortere verblijven. Ook wordt een bovengemiddelde inzet voor onderwijs of dienstverlening erkend en in rekening gebracht. De onderliggende teneur is dat, als we als faculteit iemands competenties belangrijk genoeg achten om hem/haar voor te dragen voor een ZAP-positie, we dan ook doelstellingen moeten opstellen die voor hem of haar haalbaar zijn. Daarin moeten we kunnen differentiëren, zodat we zoveel mogelijk ieders competenties benutten. Kiezen we voor een toponderzoeker, dan moet die moet daarop kunnen inzetten. Vereisen de noden iemand die didactisch sterk is en graag onderwijs geeft, dan moet die hier zijn/haar klemtoon kunnen leggen. Sommige mensen hebben een grote meerwaarde op het vlak van dienstverlening of externe zichtbaarheid van de faculteit (of in extenso: de universiteit) en ook die mensen moeten de ruimte krijgen om hun rol te spelen. Rik is steeds een voortrekker geweest in differentiëren, zodat de interne klemtonen in onze faculteit op dat vlak vaak afwijken van de strakkere kwantitatieve en eenvormige maten en gewichten die de Vlaamse overheid en het universiteitsbestuur liever zien hanteren (want veel makkelijker). Dit neemt niet weg, natuurlijk, dat iedereen zich moet inzetten om binnen zijn/haar sterktes excellentie te bereiken. Dit is immers de keuze die je maakt als je kiest voor een ZAP-ambt. Als vrouw, moeder van 5 kinderen en iemand die nooit erg ambitieus was, heb ikzelf tot nu toe geen problemen gehad met het behalen van deze doelstellingen binnen de vooropgestelde termijn van 5 jaar. Dat je daarvoor een beetje strategisch moet denken en vooral samenwerken met collega's? Dat je daarvoor open moet staan voor nieuwe opportuniteiten en die met beide handen grijpen? Ja, dat spreekt voor zich! Dat ik daarvoor mijn privéleven moet verwaarlozen is zeker niet waar, want buiten de werkuren komt mijn gezin eerst, en dat wordt gerespecteerd in mijn werkomgeving. Ja, er zijn periodes met avond- en weekendwerk, maar die zijn vooral te wijten aan waar ik mijn eigen lat leg, omdat ik mijn job graag doe en graag goed doe. En ja, ook Rik werkt keihard. Hij is efficiënt, ambitieus en succesvol, en daar mag hij terecht trots op zijn. Hij is ook iemand met een enorm brede interesse, een van de meest belezen mensen die ik ken, met tijd voor cultuurbeleving en heel veel sport, en ook dat is zijn keuze en zijn leven. Wat hij zeker niet is, is iemand die zijn eigen normen, waarden en levensstijl oplegt aan of verwacht van anderen. Samengevat, wat ik hierboven beschrijf zijn aspecten van de cultuur van de vakgroep, de faculteit, de universiteit, waarin ik al meer dan 20 jaar werk en de plaats waar ik liefst wil blijven werken tot aan mijn pensioen. Dit is de cultuur waarin ook Rik de kans kreeg te groeien tot wie hij nu is en waar hij voor staat. Het is een cultuur van respect voor elkaar en voor verschillen, van luisteren en compromissen zoeken. Hiervan getuigt bij uitstek de serene manier waarop Rik de complexe integratie van het voormalige hogeschoolpersoneel in de vakgroepen in goede banen heeft BEgeleid (niet: geleid of gestuurd). Hiervan getuigt ook de manier waarop hij binnen de faculteit nieuwe samenwerkingen heeft aangemoedigd en heeft helpen realiseren, wat geleid heeft tot hertekende vakgroepen en zeer gewaardeerde samenwerking over vakgroepgrenzen heen. Zijn (en mijn) onderzoeks- en onderwijscultuur is er een met veel vrijheid, vertrouwen in en respect voor mensen, ruimte om je eigen klemtonen te leggen en je eigen ding te doen, op voorwaarde dat je het goed doet, dat je het samen doet, en dat je op je eigen manier probeert bruggen te bouwen en grenzen te verleggen zodat we samen trots kunnen zijn op wat we realiseren. 'Leading by example' door Rik? Ja graag! Joni Dambre

Bericht: 
Beste Roald, Je beschuldigingen zijn zodanig slecht gefundeerd, dat het bijna lijkt alsof je in Riks kamp zit, met de bedoeling dat mensen zich tegen jou (en dus naar Rik) gaan keren. Maar ergens zit wel een grond van waarheid, en je had beter naar die grond gezocht in plaats van wat te gaan fantaseren. Want hoewel jij van niet beter weet, weet Peter Lambert hierboven wél van beter. Peters "absoluut niet, wel in tegendeel" is een grote leugen: er bestond niet zomaar "druk" om Rik Van de Walle op de papers te zetten, het was simpelweg een verplichting. Alle papers die buitengingen (tot ongeveer 2016) moesten Riks naam dragen, ook al deed hij niet eens de moeite om zelfs maar de titel te lezen. Die verplichting werd vaak herhaald tijdens teamvergaderingen, staat op papier in interne documenten, en werd nauwgezet gecontroleerd door de administratie. Dat verklaart ook waarom Riks naam staat op papers met onderwerpen die hij totaal niet beheerst. Roald, je hebt ongelijk dat Riks rol als vakgroepvoorzitter of decaan daar iets mee te maken had. Rik stelde simpelweg die eis binnen "zijn" onderzoeksgroep, los van zijn andere mandaten. Daarnaast weet Peter ook dat Riks handelingen wel degelijk beïnvloed zijn door zijn cumul van mandaten, en niet in het minst rond de totstandkoming van IDLab en bij de creatie van en benoeming in enkele academische posten (waar bijvoorbeeld bepaalde kandidaten verzocht werden zich strategisch terug te trekken). Stom dus, Roald, dat je dit venster gebruikt hebt om zoveel onnozelheden erdoor te jagen. Daardoor maak je de kern van waarheid ook meteen ongeloofwaardig. Zoals ik reeds schreef… je speelt hiermee enkel in Riks voordeel (en ik denk dat je dat wel weet).

Bericht: 
Beste Roald, zij bedankt voor u lezersbrief! De bovenstaande reacties beklemtonen dat u de collega Van de Walle blijkbaar niet persoonlijk kent. Ik ken de collega Van de Walle ook niet persoonlijk, en ook collega Herrewege ken ik maar slechts als onderzoeksdirecteur van mijne faculteit. Vorig jaar jaar heb ik van onze evaluatiecommissie een aangetekend schrijven ontvangen. Mijn onderzoeks-output was volgens de commissie “weinig te noemen”. Ik had in de evaluatieperiode van twee jaren zeven artikels en hoofdstukken (2 A2, 5 B2) van samen rond 200 bladzijden gepubliceerd (elk andere werkdag een bladzijde, all single authored), en was uitgever van een 512 pagina's boek met 30 artikels in Engels, Duits en Japans (uitgeverij op de VABB lijst). En passant was ik met een onderwijsbelasting van officieel 50% ook betrokken bij 14 opleidingsonderdelen, met 8 van die als titularis. Ik stel dus voor dat de twee teams hunne programma’s bijzonders met betrekking tot publicatiedruk zo herwerken dat ze voor een tweederdemeerderheid aantrekkelijk en geloofwaardig zijn. Groetjes, Christian

Bericht: 
Sorry jongens, maar dit heeft niets meer te maken met de kandidaten en hun respectievelijke merites of persoonlijke integriteit. Iedereen kan dit nakijken op de 'Ghent University Academic Bibliography'. Van de Walle heef inderdaad bijzonder veel publicaties (879), maar zijn naam staat quasi altijd als laatste UGent auteur. (https://biblio.ugent.be/person/801000961973) Iedereen weet wat dat betekent, nl. dat zijn inhoudelijke bijdrage klein is, maar dat zijn naam er op staat omdat het om publicaties door leden van zijn (zeer succesvolle en actieve) onderzoeksgroep gaat. Perfect transparant is dat, hoewel het een heel andere standaard is dan degene die in de letteren geldt. Van Huylenbroeck heeft 399 publicaties, ook allemaal met meerdere auteurs waarbij zijn naam meestal, maar niet altijd als laatste staat. (https://biblio.ugent.be/person/801000518605). Roald heeft er 148, meestal (maar niet altijd) als enige auteur en heel vaak encyclopedieartikels (https://biblio.ugent.be/person/801001536192). Dit alles zegt iets over publicatieculturen die zelfs binnen faculteiten vaak verchillen. Het zegt niets over de professionele of persoonlijke kwaliteiten van de mensen in kwestie. Bij Christian lijkt het probleem vooral te zijn dat hij zijn publicaties niet heeft ingevoerd in de databank, waardoor ze niet kunnen meegeteld worden (https://biblio.ugent.be/person/802000218082).

Bericht: 
Beste Koen, dank je wel voor de reactie, maar het probleem bestaat zeker niet erin dat mijne publicaties niet zijn vermeld geweest. De evaluatiecommissie mag bij de beoordeling van het onderzoeksgedrag van een collega uit de eigene faculteit inderdaad ook met publicaties rekening houden, die ingediend, maar nog in print zijn (5 van de 7 publicaties stonden automatisch vermeld in mijn activiteitenverslag, 2 andere zijn vermeld geweest als bijkomende publicaties, zie beneden). Het probleem bestaat in het versturen van aangetekende en juridisch relevante schrijven ondanks het willekeurige ontbreken van klaar gedefinieerde normen (wat zijn 100% onderwijs? Wat zijn 100% onderzoek? etc) en het feit dat de exotische publicatieculturen van andere disciplines inderdaad voor vergelijkingen worden aangehaald als dat strategisch opportune en gemakkelijk is (wij horen altijd dat de faculteit letteren en wijsbegeerte te weinig publiceert; wij horen nooit dat de faculteit economie te veel publiceert; en ik denk toch wel dat al de letteren eerder te veel publiceren!). Het probleem is voor mij - en ik denk ook voor Roald en voor vele andere - niet de morele integriteit van de kandidaten, maar de integriteit van een systeem van controle dat van het bedrijfsleven afgekeken werd om de vrijheid en de autonomie van de wetenschap en van het hoger onderwijs te ondermijnen ("taakomschrijvingen", "gepersonaliseerde doelstellingen", "SWAT-analysis", "benchmarking", "stakeholders", "corporate identity", you name it!), en de vraag of de kandidaten voornemens zijn om dit systeem grondig te reformeren. Als dat zo is kan men dat misschien nog iets duidelijker maken. Hier nog eventjes mijne publicaties in kwestie (evaluatieperiode 2014/04.16): AUTOMATISCH GEGENEREERD BOEK Titel: Japan und das Problem der Moderne Publicatiejaar: 2015 Editor(s): Uhl, Christian (ug_802000218082); Zachmann, Urs Matthias Impressum: Munich, Germany - IUDICIUM Verlag GmbH - 2015 Collatie: N/B ISBN: 9783862054091 UGENT classificatie: B3 UGENT Vakgroep(en): ug_LW21 ---/--- HOOFDSTUK Titel: Nishidas Logik und sein Begriff der Nation: Anmerkungen zu einer Bemerkung Karatani Kōjins ueber ein 'Leibniz-Syndrom' im politischen Denken der Moderne Publicatiejaar: 2015 Auteur(s): Uhl, Christian (ug_802000218082) Editor(s): Zachmann, Urs Matthias ; Uhl, Christian Titel boek: Japan und das Problem der Moderne Impressum: Munich, Deutschland - IUDICIUM Verlag GmbH - 2015 Collatie: 457 - 477 ISBN: 9783862054091 UGENT classificatie: B2 UGENT Vakgroep(en): ug_LW21 ---/--- HOOFDSTUK Titel: 'When this party's over, it will start again': eine philosophische Exegese von David Byrnes 'Heaven', unter besonderer Berücksichtigung der Frage nach der politischen Ökonomie Publicatiejaar: 2014 Auteur(s): Uhl, Christian (ug_802000218082) Editor(s): Roth, Martin ; Schäfer, Fabian Titel boek: Leipziger Ostasien-Studien Impressum: Leipzig, Germany - Leipziger Universitätsverla - 2014 Collatie: 173 - 189 ISBN: 9783865838896 UGENT classificatie: B2 UGENT Vakgroep(en): ug_LW21 ---/--- ARTIKEL Titel: Fukuzawa Yukichi and Miyazaki Tôten: a double portrait in Black and White of an odd couple in the age of globalizing capitalism Publicatiestatus: published Publicatiejaar: 2014 Auteur(s): Uhl, Christian (ug_802000218082) Editor(s): Goswami, Manu ; Postone, Moishe ; Sartori, Andrew ; Sewell, William H. Publicatie: CRITICAL HISTORICAL STUDIES - volume: 1 - nummer: 1 - pp: 47 - 84 ISSN: 2326-4462 UGENT classificatie: A2 UGENT Vakgroep(en): ug_LW21 ---/--- HOOFDSTUK Titel: Preliminary reconsiderations on Nishida Kitarô's 'Dialectical Monadology' and its political implications Publicatiejaar: 2014 Auteur(s): Uhl, Christian (ug_802000218082) Editor(s): Shimizu, Kosuke ; Otaki, Masako ; Honda, Takumi ; Izawa, Tomomi Titel boek: Research Series : Studies in Multicultural Societies Impressum: Kyoto, Japan - Afrasian Research Centre, Ryukoku University - 2014 Collatie: 3 - 20 ISBN: 9784904945452 UGENT classificatie: B2 UGENT Vakgroep(en): ug_LW21 ............... AANVULLINGEN PUBLICATIES HOOFDSTUCK (with peer review) Auteur(s): CHristian Uhl "Nishida Kitaro and the Antinomies of Bourgeois Philosophy" in: The Kyoto School and Marx, edited by Max Ward, Viren Murthy and Fabian Schaefer. Forthcoming with Brill, 2016. Wordcount 12.344. ---/--- HOOFDSTUCK (with peer review) Auteur(s): Christian Uhl What is Philosophy? On Globalizing Capitalism, the Modern Order of Knowledge, and the Spread of Philosophy to Japan. Research essay. Submitted, accepted for publication, Volume, edited by Elena Loisa Lange and Raji Steineck forthcoming (Leiden: Brill, 2016). Wordcount: 11.575

Bericht: 
Er valt over zoveel zaken wat te zeggen aan de UGent. Over de benoeming van J. D. viel er in het verleden in de faculteit ingenieurswetenschappen ook heel wat op te vangen... (of dat nu terecht was of niet, daar wil ik niet over oordelen) De vraag is waarom er niet gewoon kan gestemd worden zonder al die verwijten over en weer of openlijke steunbetuigingen voor deze of gene kandidaat. Verkiezingen zouden moeten gaan over het programma. Verkiezingen zouden moeten democratisch zijn (het huidige systeem lijkt meer op het algemeen meervoudig stemrecht uit eind 19e eeuw). Dat hooggeplaatse figuren binnen de universiteit oproepen om voor een specifieke kandidaat te stemmen doet mij overigens ook denken aan de priesters uit het verleden die in de kerk de gelovigen opriepen om voor een bepaalde politieke strekking te stemmen... De UGent draagt het motto 'Durf Denken' hoog in het vaandel, laat eenieder dan ook gewoon voor zichzelf 'denken'. De huidige moddercampagne lijkt me echt onzinnig en doet de roep aanzwellen naar een neutrale onbesproken kandidaat.

Bericht: 
[...] Voor masteropleidingen is de onderwijstaal Engels (of eventueel een andere taal) enkel te overwegen indien ze een meerwaarde is voor de studenten en het afnemend werkveld.” Op zich is dit een redelijke stellingname, maar de praktijk leert dus anders. [...] Als pas afgestudeerd (Elektromechanisch) ir. kan ik enkel blij zijn dat de masteropleidingen volledig Engelstalig geweest zijn. Binnen mijn vriendenkring zijn in het 2e masterjaar thesissen geschreven die bijgedragen hebben aan internationaal onderzoek in life sciences, luchtvaart en ruimtevaart. Ga er maar aan staan na ruim vier jaar uitsluitend Nederlandstalig ingenieursopleiding... Onder mijn collega-alumni vindt u vast een grote meerderheid die ook voorstander zou zijn van een (gedeeltelijke) verengelsing van onze bacheloropleidingen.

Reactie toevoegen