Consequenties van meningsuiting

Onder de vrijheid ervan valt deze opinie

Er zijn een hoop redenen om Twitter te haten. Het is dan ook een sociaal medium waarop miljoenen mensen iedere dag door een genadeloos algoritme tot zinloze discussies worden gedwongen en concurreren om andermans aandacht. Heel soms zijn die discussies echter zo geniaal dat we niet anders kunnen dan toegeven dat we ergens wel houden van dat blauwe vogeltje. Op geen enkel ander medium is de kans namelijk zo groot dat één van de belangrijkste politici van een land een discussie zal beginnen met een vrij onbekende persoon. En die discussie dan ook nog eens zal verliezen.

De Twitter fight tussen Tine Hens en Theo Francken

Net dat is wat er recent gebeurd is in een discussie tussen Theo Francken, voormalige staatssecretaris voor Asiel en Migratie, en Tine Hens, journalist voor MO* Magazine. Meneer Francken klaagt over de slechte kwaliteit van ons taalonderwijs en zegt dat het beter moet. Mevrouw Hens reageert op deze tweet door een taalfout te verbeteren in de tweet van meneer Francken, waarop hij reageert dat ze 'vrijheid van meningsuiting en ecofascisme' eens moet opzoeken in haar woordenboek.

Er valt een hele hoop te zeggen over deze interactie. Je zou kunnen reflecteren op de vreemde situatie waarin een politicus publiek wordt afgemaakt voor een taalfoutje. Of je zou je de terechte vraag kunnen stellen wat 'ecofascisme' te maken heeft met een discussie over taalonderwijs. Maar wat mijn aandacht trok in deze tweet is dat het op een vrijwel perfecte manier laat zien hoe 'vrijheid van meningsuiting' geëvolueerd is van een revolutionair, politiek filosofisch principe tot een drogreden in politieke discussies.

Vrijheid van meningsuiting

'Vrijheid van meningsuiting' is een principe uit de politieke filosofie en rechtsfilosofie dat verankerd is in de juridische tradities van de meeste liberale democratieën. Kort samengevat betekent vrijheid van meningsuiting dat iedere burger het recht heeft om vrij met anderen te communiceren zonder dat de overheid hen hierin zal beletten. Wanneer journalisten of politici zouden worden opgepakt door de politie als ze kritiek geven op de regering, zou dit bijvoorbeeld een schending zijn van hun recht op vrije meningsuiting.

Vrijheid van meningsuiting is echter zowel juridisch als filosofisch gelimiteerd. Een bekende juridische limiet uit de Verenigde Staten is het 'vuur in een druk theater'-argument. Tijdens een rechtszaak in 1919 maakte de rechter Oliver Wendell Holmes, Jr. de opmerking dat iemand niet in iedere context alles mag zeggen wat hij wil. Hij gebruikte daarbij het voorbeeld van een druk theater. Als iemand uit het publiek tijdens een uitverkochte voorstelling "Vuur!" zou roepen, terwijl er helemaal geen vuur is, zou het kunnen dat mensen sterven of gewond raken in de chaos om naar buiten te rennen. Als één van de acteurs "Vuur!" zou roepen, zelfs als er geen vuur is, zou dat niet erg zijn, omdat wij er niet vanuit gaan dat die acteur in dat toneelstuk de waarheid vertelt. Negatieve consequenties, die afhankelijk kunnen zijn van de context, vormen dus een limiet voor het recht op vrije meningsuiting.

Een ander voorbeeld hiervan zijn media met een specifiek doel, zoals het informeren van mensen. Zo is iedereen bijvoorbeeld in staat om op Wikipedia een nieuwe pagina aan te maken of een oude pagina aan te vullen met informatie. Maar als die informatie vals, beledigend of ideologisch geladen blijkt te zijn, wordt deze door Wikipedia verwijderd.

Het recht op vrije meningsuiting is dus duidelijk een vrij ambigu gegeven, dat openstaat voor een hele hoop discussie en nuance. Maar sommigen profiteren bewust van die ambiguïteit om vrijheid van meningsuiting als een holle drogreden te gebruiken. Aan de hand van de Twitterdiscussie tussen meneer Francken en mevrouw Hens en enkele andere recente voorbeelden zal ik proberen drie van deze drogredeneringen te ontleden.

Vrij van kritiek

Een eerste manier hoe het recht op vrije meningsuiting vaak misbruikt wordt, is als een argument tegen kritiek. In dit geval zegt één persoon dat haar recht op vrije meningsuiting geschaad wordt door een ander, omdat die kritiek geeft op haar uitspraak. Dit is uiteraard een verkeerd gebruik van het recht, aangezien het feit dat jij mag zeggen wat je wil niet betekent dat anderen geen kritiek op jou mogen geven. Sterker nog, dat laatste zou datzelfde recht van die ander afnemen.

Theo Francken

Een goed voorbeeld hiervan is de eerder aangehaalde discussie tussen mevrouw Hens en meneer Francken. Wanneer meneer Francken zegt dat zijn recht op vrije meningsuiting geschaad wordt door mevrouw Hens, aangezien deze wijst op een taalfout in zijn tweet, zegt hij in feite dat de kritiek die zij op hem geeft zijn vrijheid schaadt. Het is duidelijk dat deze claim niet volgt uit het recht op vrije meningsuiting. Meneer Francken is namelijk in staat om met zijn recht op vrije meningsuiting mevrouw Hens weerwoord te bieden. Hij zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat een taalfout de inhoud van zijn tweet niet teniet doet, of dat hij als Vlaams-nationalist enkel het Vlaamse gebruik van het woord 'terug' respecteert, of dat hij door het signaal van de kiezer gedwongen wordt het recht op spelfouten te verdedigen. Zijn vrijheid is duidelijk intact.

In deze context wordt het recht op vrije meningsuiting dus misbruikt als een excuus om niet inhoudelijk te moeten reageren op kritiek.

Vrij van aandacht

Een tweede vaak gemaakte fout is het recht op vrije meningsuiting aanhalen wanneer een persoon niet wordt toegelaten tot een bepaald platform. In dit geval wordt er beweerd dat als een persoon ergens zijn mening niet mag delen, dit een beperking vormt van zijn vrijheid. In dit geval rust de fout in een misconceptie van de aard van het recht op vrije meningsuiting.

Wanner wij zeggen dat iemand 'vrij' is om haar mening te uiten, dan wil dit zeggen dat deze persoon niet beperkt zal worden in een handeling die zij kan doen. Het gaat hier dus om een verbod op het beletten van een handeling die iedereen kan uitvoeren. Wanneer iemand echter spreekt op een platform, dan moet zij eerst toelating krijgen van dat platform. Anders gezegd hebben we allemaal het recht te zeggen wat we willen, maar hebben we niet allemaal het recht om dat te doen op de radio of televisie.

Twee recente voorbeelden hiervan zijn Dries Van Langenhove, die niet mag komen spreken op de openingsevenementen van twee politieke verenigingen aan de UGent, en Marc Van Ranst, die tijdelijk geband werd van Facebook en Twitter. In beide gevallen zijn mensen geneigd te zeggen dat dit een schending is van het recht op vrije meningsuiting. Zowel meneer Van Langenhove als meneer Van Ranst hebben echter geen enkel 'recht' om gebruik te maken van deze platformen. Zij moeten hier toelating toe krijgen. Dit wil echter niet zeggen dat je geen discussie kunt hebben of de redenen die door de platformen gegeven worden om de figuren te mijden misschien wel slecht of ongefundeerd zijn. Maar er wordt hier duidelijk geen enkel recht geschonden. Wanneer meneer Van Langenhove hoort dat hij niet mag komen spreken in de auditoria van de UGent is hij nog altijd even capabel om hier zijn ongenoegen over te uiten.

In deze context wordt het recht op vrije meningsuiting dus misbruikt als een excuus om geen inhoudelijke discussie te moeten hebben over de voorwaarden op basis waarvan iemand een platform mag gebruiken.

Vrij van consequenties

Ten slotte wordt het recht op vrije meningsuiting erg vaak aangehaald als een excuus om zich van de consequenties van bepaalde uitspraken te distantiëren. Het is moeilijker om uit te leggen wat er precies foutloopt in deze redenering, maar dit wordt hopelijk iets duidelijker in de volgende vergelijking.

Mensen hebben over het algemeen de vrijheid hun lichaam naar hun wil te gebruiken. Toch beseffen we allemaal dat bepaalde lichamelijke handelingen consequenties zullen hebben. Wanneer wij bijvoorbeeld iedereen die we op straat zien een klap in het gezicht zouden geven, zouden we waarschijnlijk teruggeslagen of gearresteerd worden. Wanneer we een huis betreden dat niet van ons is zal ongeveer hetzelfde gebeuren. Wanneer wij de Hitlergroet zouden brengen op een publieke plaats, zouden sommigen waarschijnlijk denken dat we een nazi-sympathisant zijn.

Maar wat vrij duidelijk is als het gaat om fysieke handelingen wordt vaak vergeten als het om verbale daden gaat. Het is niet omdat we mogen zeggen wat we willen, dat die woorden geen enkel effect zullen hebben. Als wij bijvoorbeeld racistische dingen zeggen, zullen anderen vast denken dat wij racisten zijn. Of als we iemand beledigen, zal die andere persoon ons waarschijnlijk geen aangename persoon vinden. Toch zullen veel mensen die ervan beschuldigd worden een seksist te zijn, omdat ze bijvoorbeeld seksistische grappen maken, verwijzen naar hun recht op vrije meningsuiting. Daarbij laten ze echter zien dat ze de discussie fundamenteel niet begrijpen. Waar zij denken dat een kritiek op hun woorden wil zeggen dat ze niet meer mogen spreken, wil deze kritiek eerder een dialoog aangaan met de inhoud van wat ze zeggen. Iedereen heeft de vrijheid om een zwarte persoon met het n-woord te benoemen, maar als hij dit doet hangen daar consequenties aan vast. 

In deze context wordt het dan ook duidelijk dat 'vrijheid van meningsuiting' gebruikt wordt als een excuus om geen discussie te hoeven hebben over de inhoud of de gevolgen van wat iemand zegt, maar in een slachtofferrol te kruipen, omdat je vrijheid zou worden aangetast. En daarbij wordt het dan ook duidelijk dat het erg genuanceerde en ambigue 'recht op vrije meningsuiting' door sommigen vervormd is tot een hol excuus om niet langer te hoeven discussiëren over de inhoud van hun mening.

0
Gemiddeld: 5 (2 stemmen)

Reactie toevoegen