Geschiedenis, passé composé?

Een kritische blik op een oeroude discipline en/of wetenschap

Al bijna 2500 jaar onderzoekt men personen, gebeurtenissen en processen uit het verleden à la Paul Jambers. 'Wie waren ze, wat deden ze, wat dreef hen?' Maar studenten aan de UGent durven denken: waarom doen we dit? Is historisch denken iets van het verleden?

Waarom mensen doen wat ze doen is misschien wel dé vraag die elke historicus of historica al eens de muur heeft opgedreven: 'waarom stak Caesar de Rubicon over?', 'waarom viel Hitler Rusland binnen?' Maar even goed zijn de vragen: 'waarom veranderde het westerse kerngezin van structuur doorheen de tijden?' en 'waarom begonnen mensen opeens muntgeld te gebruiken?' Al deze vragen hebben gemeen dat ze op zoek zijn naar historische kennis, en laat dat nu net een van de magische woorden zijn voor continentale academici.

To wetenschap or not to wetenschap?

Kunnen we de ivoren toren nu eindelijk eens bij het grofvuil zetten?

Volgens professor Johan Braeckman, onder andere lesgever van het vak 'Historisch overzicht van de Wijsbegeerte', is het verzamelen van kennis namelijk een belangrijk kenmerk om te kunnen spreken van een wetenschap: "Wetenschap moet op de eerste plaats kennis verzamelen en bekomen omwille van de kennis op zich, zonder dat ze verder voor iets moet dienen, of nuttig moet zijn." Toch zal een Engelse student je met gefronste wenkbrauwen aankijken wanneer je een menswetenschap zoals geschiedenis een 'science' zou noemen: "In het Engels slaat 'science' meer op de natuurwetenschappen, of de zogenaamde 'exacte', 'positieve' of 'harde' wetenschappen. Dat zijn ongelukkige termen." Het is duidelijk dat Engelsen niet alleen inzake valuta, gastronomie en handelsakkoorden tegendraads doen, maar ook als het over wetenschappelijke terminologie gaat.

Ook falsificatie, of het blootstellen aan kritiek, is een belangrijk criterium: "Als iets niet principieel onderuit gehaald kan worden, dan rijzen er vragen over de wetenschappelijkheid, zoals bij pseudowetenschappen als astrologie en de Freudiaanse psychoanalyse." Geschiedenis moet dus ook werken vanuit een positie waarin men niet vrijblijvend bekritiseerd kan worden, zelfs al brengt de discipline volgens professor Braeckman meer aanleiding tot interpretatie dan vele anderen. "Hoe dan ook moeten de feiten kloppen, en moet men ze betekenisvol in een bredere context plaatsen. Hoe meer men daarin slaagt, hoe meer wetenschappelijk men te werk gaat." Is geschiedenis dus een wetenschap? Ja, maar net zoals liefde is het een werkwoord.

Tell me why

Waarom doet men aan geschiedenis? Een eerste antwoord werd al gegeven: kennis omwille van kennis. Maar men moet, ook bij geschiedenis, rekening houden met de ethische kant van kennis, zegt professor Berber Bevernage, titularis van het vak 'theoretische geschiedenis'. "Er zijn situaties waarin het wijs kan zijn om tijdelijk geen geschiedenisonderwijs (of een deel ervan) te doceren of in extreme gevallen zelfs om te opteren voor een (tijdelijk) maatschappelijk vergeten. Bijvoorbeeld omdat bepaalde geschiedenissen zo controversieel zijn dat ze voor een nieuwe geweldspiraal dreigen te zorgen." Maar hij stelt dat dit ook in de omgekeerde richting werkt. Soms spelen ethische aspecten net een centrale rol, zoals bij de groeiende aandacht voor historisch onrecht, bijvoorbeeld inzake het kolonialisme.

"Hitler zal altijd beter verkopen dan Nero"

Voldoening nemen met enkel kennis omwille van kennis zou echter een grondige onderschatting zijn volgens dr. Jeroen Wijnendaele, senior postdoctoraal onderzoeker en docent byzantijnse geschiedenis en misdaadsgeschiedenis. "Ik denk dat iedereen in onze samenleving gebaat is bij een basistraining historische kritiek, zeker in het vreselijk genaamde post-truth-tijdperk." Ook de principes van bronnenkritiek, het in vraag stellen van vanzelfsprekendheden en de sterke mix van analyse en synthese zijn volgens hem belangrijke kwaliteiten die de opleiding bijbrengt. Kwaliteiten die ook helpen in de bredere maatschappij. Hoewel iedere student geschiedenis, ongeacht de periode die ze bestudeert, deze kenmerken aangeleerd krijgt, kan de nauwlettende criticus wel opmerken dat het zich niet altijd vertaalt op de publieke voorgrond: "Hitler zal altijd beter verkopen dan Nero. Ook onze opleiding wordt gedomineerd door studenten moderne geschiedenis, waarbij de vroegere periodes stelselmatig minder studenten hebben. Het is een begrijpelijke reflex dat mensen zich meer aangetrokken voelen tot het recentere verleden of lokale geschiedenis, al was het maar om te begrijpen waar ze zelf vandaan komen."

Een ander aspect van geschiedenis dat veel in de volksmond wordt aangehaald, is dat het verleden ons lessen leert over de toekomst. De vergelijkingen die hierbij ontstaan, zijn vaak vluchtiger en onlogischer dan feestende studenten op het Sint-Pietersplein. Voor deze vergelijkingen zijn volgens professor Bevernage een aantal goede redenen voor een zekere scepsis. "Bijvoorbeeld, het belang van een veranderende historisch context en de problematische gedachte van een letterlijke herhaling in de geschiedenis. Ik geloof wel degelijk dat er waardevolle lessen uit het verleden te trekken vallen. Op voorwaarde dat men er met genoeg historische nuance naar kijkt. Professionele historici zouden met het maatschappelijke gebruik van het verleden in dialoog moeten gaan en tonen hoe dit met oog voor historische kritiek kan gebeuren."

Hoog van de toren blazen?

Spreken is zilver, dialogeren is goud. Debat en het constant in vraag stellen is een hoeksteen van de discipline. Maar zelfs dialoog tussen professionele historici en niet-academische schrijvers durft al eens te ontsporen: een opiniediscussie in De Standaard tussen historici en schrijver Bart Van Loo ('De Bourgondiërs', en andere) ontspoorde bijna in een moddergevecht. Beiden maakten volgens dr. Wijnendaele enkele rake opmerkingen. Ook professor Frederik Buylaert, gespecialiseerd in premoderne sociale geschiedenis, ziet er de positieve en negatieve kanten van in: "Ik werk toevallig zelf over de periode waar Van Loo's bestseller over gaat, en hoewel ik Bart eeuwig dankbaar zal zijn voor de interesse die hij heeft opgewekt voor de Bourgondische periode, is de idee van geschiedenis als vrijblijvend entertainment problematisch. Geschiedenis is gevaarlijk omdat het een complex verleden kan samenballen tot een gemakkelijk verhaal dat goed pakt bij een breed publiek en zo het heden gaat sturen. De laatmiddeleeuwse samenleving beschrijven door de ogen van de Bourgondische hertogen is alsof je probeert de geschiedenis van Amerika te vertellen door alleen maar te vertellen over de tweets van de president."

"Geschiedenis is gevaarlijk omdat het een complex verleden kan samenballen tot een gemakkelijk verhaal"

Alhoewel Van Loo alle historici op de pijnbank lijkt te leggen met sensatietitels als 'Wat als academici leesbare boeken konden schrijven?', zijn dr. Wijnendaele en professor Buylaert het kennelijk met elkaar eens dat het tegendeel waar is. Volgens hen laten zowel lokale academici zoals Koen Aerts en Jonas Roelens en internationale schrijvers zoals Yuval Harari zien dat geschiedenis en het grote publiek wel degelijk twee handen op één buik kunnen zijn. "Kunnen we de ivoren toren nu eindelijk eens bij het grof huisvuil zetten?", besluit dr. Wijnendaele.

Waarom we aan geschiedenis doen en wat het ons vormelijk en inhoudelijk leert, is duidelijk geen simpele vraag. Het antwoord zal dat dus ook niet zijn. Het is een manier van denken, contextualiseren en meevoelen met mensen die al decennia, eeuwen of millennia lang  dood zijn. Het is denken over vroeger, nu, en zelfs morgen. En met alle verwijten van fake news en alternatieve nieuwsprogramma's, is nadenken meer dan ooit nodig.

0
Gemiddeld: 5 (2 stemmen)

Reactie toevoegen