Er zijn twee constanten in de wereld: de snelheid van het licht en de haat van studenten voor groepswerken. Van zowat elke eerstejaarsstudent tot zelfs Dries van Langenhove: iedereen heeft er een mening over. Is die wel wetenschappelijk verantwoord?
Hoogstwaarschijnlijk wordt elke student er wel mee geconfronteerd: het groepswerk. De meningen zijn verdeeld: de een vindt het niet leuk, de ander ronduit verschrikkelijk. En toch is de kans groot dat je het volgend academiejaar weer voorgeschoteld krijgt. Met andere woorden, er zou dus wel een wetenschappelijke reden voor kunnen zijn.
De relevantie begint bij de overkoepelende term 'samenwerkend leren', waartoe groepswerk behoort. Dit gaat een stuk verder dan gewoon 'samen aan iets werken': er moet voldaan zijn aan specifieke kenmerken, zoals wederzijdse afhankelijkheid, directe interactie en individuele aansprakelijkheid. Indien hieraan voldaan wordt, blijkt samenwerkend leren gewoon beter te werken dan individueel leren, zowel als het gaat over het verwerven van kennis, een positieve motivatie, de ontwikkeling van sociaal gedrag en andere aspecten.
Groepswerken – en ruimer samenwerkend leren – vallen binnen de zogenaamde constructivistische visie op leren. Het constructivisme zelf is echter niet per se gemaakt om succesvol leren in kaart te brengen. Het is eerder een epistemologie, een kijk op kennis, waarbij kennis als een constructie van de mens wordt gezien, in plaats van een alomtegenwoordig en verkrijgbaar goed. In het onderwijs is deze visie dan ook eerder een paraplubegrip dan een duidelijk omschreven kader.
Net vanuit deze constructivistische visie komt het belang van groepswerken naar boven, maar ook het belang van een goede omkadering. Net zoals bij koken kun je niet alles in een pot gooien, een beetje roeren en verwachten dat er een perfecte soufflé uit zal komen. Wat er nodig is, is structuur. Uit onderzoek uit de jaren 90 kwamen er verschillende benodigde kenmerken naar boven, zoals het garanderen dat de leerdoelen hetzelfde zijn voor alle groepsleden, dat iedereen wordt beoordeeld voor hun eigen bijdrage en dat de leerkracht best zo weinig mogelijk stuurt, maar eerder als coach optreedt. En bij die verantwoordelijkheid lijkt het schoentje te wringen: iedereen kent wel dat ene groepswerk dat zijzelf hebben moeten trekken, de ene persoon die niets deed, of de persoon die de kantjes eraf liep. Als er je nu niemand te binnen schiet, ben jij misschien zelf die persoon.
Iedereen kent wel dat ene groepswerk dat zijzelf hebben moeten trekken
Naast structuur vraagt een groepswerk ook een goede begeleiding en voorbereiding. Een slecht georganiseerd groepswerk mag dan een makkelijke uitvlucht lijken, maar een goed georganiseerd groepswerk kost vooral ook veel moeite voor de leerkracht zelf. De laatste jaren komen er echter ook steeds meer digitale hulpmiddelen of online samenwerkingsomgevingen, gaande van discussiefora op Ufora tot eigen wiki-pagina's, wat zeker voor studenten die het moeilijk hebben om per se elke les bij te wonen, zoals werkstudenten, behulpzaam is.
Het valt simpel samen te vatten: net zoals iedereen voor een klas kan staan, kan iedereen ook een groepswerk organiseren. De kunst is om het zo te organiseren dat het voor iedereen nuttig is. Begin dus niet onmiddellijk met je ogen te rollen bij elk groepswerk. De kans is groter dat je je stoort aan een relatief fout stigma dan dat je echt je tijd zit te verspillen.
Reactie toevoegen