Stedenbouwkunde: spotlight op de straatlamp

Ben je wel eens de deur uitgewandeld? Tijdens een lockdown zou je kunnen vergeten dat er zich een stad bevindt voorbij de Deliverootas. Een groep wetenschappers waagt zich buiten hun veilige universiteitsburcht om onderzoek te doen over steden.

In de zomermaanden gaan deze wetenschappers ook wel eens naar Griekenland of Irak. En als het wat te koud of nat wordt, durven ze ook een kaart van de stad in een krantenwinkel om de hoek kopen om die dan lekker lang te bestuderen in hun ivoren toren met een tasje thee. Stedenbouwkunde is een kruispunt van geschiedenis en geografie, een beetje kunstwetenschappen, wat architectuur, wat sociologie en economie. Waar chemie een ver gevolg is van de alchemie en de ambitie om goud te maken van dingen die geen goud zijn, is het eeuwige doel van de stedenbouw de ideale stad te ontwerpen. De geschiedenis van de stedenbouw gaat millennia terug. Al in de eerste steden kunnen we elementen van stadsplanning herkennen: of een stad nu Metropolis, Atlantis of extreemlelijk is, de stedenbouwkundigen hebben er een theorie voor klaar.

De stedenbouwkundige moet eindeloos compromissen maken

Om steden te begrijpen onderzoekt men vaak architecturale en stedenbouwkundige ingrepen in het stedelijke landschap. De geschiedenis van vele steden bestaat uit constant bijplakken en herschrijven, oplappen, exploderen en uithollen. De (ideale) stad spreekt vaak tot de verbeelding. Thomas More sprak in zijn boek 'Utopia' al over de ideale Metropolis en hoe de ideale stad eigenlijk niet kan bestaan. Het stedelijke weefsel verandert continu, omdat de mens ook continu verandert. De stedenbouwkundige moet dan ook eindeloos compromissen maken tussen de stad, haar bewoners, artefacten uit het verleden en mogelijke noden in de toekomst.

Extreemlelijk-is?

De stad, met name in de VS, veranderde drastisch na de introductie van de auto in de jaren zestig. In hun eindige wijsheid lieten stedenbouwkundigen de volledige natie doorkruisen met snelwegen, vaak door het centrum van de stad. Deels omdat de auto een symbool van vooruitgang was, maar ook omdat de bouw van snelwegen een goed excuus was om armere wijken te slopen. Plots werd het mogelijk om veel verder van het centrum te wonen dan voorheen. Dit creëerde suburbanisatie of urban sprawl: naast de snelwegen ontstonden woestijnen aan buitenwijken waar een nieuwe middenklasse de steden kon ontvluchten. 

Hoe Le Corbusier Parijs zag

Ook in Europa brachten de jaren zestig wilde stedenbouwkundige inzichten. Zo wilde de stedenbouwkundige Le Corbusier het volledige centrum van Parijs platgooien en vervangen door zestien woontorens. Dichter bij huis werd de Noordwijk in Brussel gesloopt. De nieuwe Noorderruimte bevat hoge kantoortorens, brede wegen en de illusie dat het zich kan meten met La Défense in Parijs en het Londense Canary Wharf. Het stedelijke trauma dat het project heeft achtergelaten, heeft zelfs tot een nieuw begrip geleid, namelijk bruxellisation. Dit staat voor anarchistische, ongestuurde stedenbouw in een historische stad.

Hoewel de ideale stad nog steeds een utopie blijft, geeft stedenbouwkunde inzicht in waarom er een weg ligt voor je ivoren toren en of er een busstation in de buurt is, maar ook hoe sociale processen zoals ongelijkheid en plattelandsvlucht onze omgeving vormgeven. Het is een wetenschap die continu verandert en bijgeschaafd wordt. Of je het mooi vindt, is een andere zaak.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen