Verleden zelf

"Ik kan mij jou niet inbeelden."

Een bibliotheek, dat zal ze zeker hebben. Twee chesterfields, zoals ze altijd al gewild heeft. Een lege vogelkooi staat in de hoek van de kamer. Ze draagt een lange rode mantel, haar lang wit haar opgestoken in een staart. Ze leunt wat meer naar voren, en legt haar gerimpelde hand op de mijne.

"Neen dat kan je inderdaad niet, verleden zelf." 

"Zal je wel nog bestaan, binnen 44 jaar?"

"Wel..."

"Misschien sterf ik in tussentijd. Ben je nu dood?"

"Hum, ja, dat zou kunnen."

"Ergens in een auto-ongeluk." 

Ze glimlacht zachtjes. Ik herken mijn scheve tanden.

"Waarom lach je?", vraag ik.

"Je hebt nog steeds ongelofelijke dwaze ideëen over de Dood, grietje."

"Maar hoe is dat nu, oud zijn? Hoe ziet de Wereld eruit?"

"Ik weet ook dat je hoofd propvol zit met vragen over deze Wereld."

"En hoe…"

"En hoe jouw leven zal uitdraaien." (zucht)

Ze staat op, en gaat aan de vensterbank zitten. Ik hoor haar heup kraken, geloof ik. 

"Eigenlijk voeren we deze discussie enkel maar omdat je het plot van ‘t verhaal al reeds onder ogen zou willen hebben, dol grietje", haar stem klinkt bitter, teruggetrokken. "Ach, hoe hardnekkig je er soms naar ijverde jouw toekomstige zelf weerspiegeld te zien! Je stelde haar vragen over welke keuze je zou moeten maken, welke dingen je zou moeten zeggen, en Liefde! Liefde! Liefde! Zo’n obsessie! Je hoeft niet zo rood te kleuren, verleden zelf, wees gerust: ik begrijp het. Onwetendheid luurt, elke stap je zet. Voorspellen is weten hoe je tot de beste versie van jezelf zou kunnen komen. Nou, je hoeft nu ook weer niet zo treurig te kijken grietje."

"Maar vertel mij gewoon: ben ik goed bezig?"

"Goed, goed, alles is relatief, he."

"Zou ik beter…?"

"Waarschijnlijk."

"Wat als…?"

"Kijk wat naar buiten, grietje", zegt ze, "Kijk!"

De zon kleurt oranje, de wolken paars, de dag trekt zijn einde uit.

"De tijd is er nog steeds."

"Maar…"

"Luister, grietje, luister", zegt ze, "De mens heeft sedert de Oude Grieken gegist wat voor toekomst hem nog te wachten staat. Van de goden zijn we naar de wetenschappen getrokken. Dat het universum in begrijpelijke categorieën te vatten staat, dat wetten ons tot onze daden brengen. Dat men er wel ooit in zal slagen te weten wie ik hier en nu ben. Maar hoe dan ook: biologische tijdelijke wezens die we zijn, zullen we nooit zeker weten. Het is een onoverkoombare beperking. Wij worden meegesleept door iets dat groter is dan onszelf. Maar vergeet niet, grietje, je moet iets niet vergeten", ze wijst mij naar de sterren die nu beginnen te verschijnen, "Seconden zijn nu alweer voorbij. Het verhaal schrijft altijd verder, en zelden zoals je gedacht had."

Ze trekt haar mantel uit.

Een vogel ontsnapt.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen