"De onderwijspijler wordt vergeten in de discussie"

Opinie studentenvertegenwoordigers over onderfinanciering

Vlaamse studentenvertegenwoordigers waarschuwen dat onderwijs vergeten wordt in de discussie over de jobzekerheid van academici. "De huidige verdeelsleutel beloont voornamelijk de sterkste onderzoekers, niet de strafste onderwijzers."

Van Knack tot De Standaard, je kon geen enkele krant openslaan of je zag de afgelopen weken een opiniestuk over universiteiten, onderzoek en financiering. Zowel proffen en vakbondsafgevaardigden als doctorandi traden gezamenlijk naar voren om de pijnpunten in de financiering van ons fundamenteel onderzoek aan de kaak te stellen. En terecht. Het is geen discussie die zomaar uit het niets is ontstaan, de hoge werkdruk en competitiviteit aan de Vlaamse hoger onderwijsinstellingen hebben zichzelf in de loop der jaren bijna tot een axioma verheven.

Kort door de bocht gesteld, het financieringsmodel voor onderzoek baseert zich op één kernwoord: kwantiteit. Er is een vast bedrag voorzien voor de financiering van de verschillende onderzoeksprojecten, en meer onderzoeksprojecten voor de ene universiteit of vakgroep betekenen een verlies voor de ander. Het resultaat is ettelijke nachtelijke uren verspild aan paperassen voor het indienen van projecten én de creatie van een bikkelharde concurrentie tussen de universiteiten.

"Een universiteit steunt op twee grote pijlers: onderzoek en onderwijs"

Een universiteit steunt echter niet op één, maar op twee grote pijlers: onderzoek en onderwijs. Deze eerste pijler staat op wankelen, en de discussie over fundamenteel onderzoek is broodnodig. De tweede pijler lijkt in deze discussie schijnbaar vergeten, hoewel onderzoek en onderwijs zeer nauw met elkaar verbonden zijn en elk hun maatschappelijke rol vervullen. Laten we de pijlen nu richten op deze tweede kerntaak, want ook deze pijler brokkelt al enkele jaren stilzwijgend af.

Twee fundamentele pijlers, één debat

In de praktijk kunnen onderzoek, onderwijs en hun financiering onmogelijk los van elkaar besproken worden, gezien deze aspecten ‘op de werkvloer’ hand in hand gaan en vaak in elkaar overvloeien. In sommige faculteiten is het stilzwijgend aanvaard dat onderzoeksmiddelen ingezet worden voor onder andere practicummateriaal voor onderwijs, net omdat de reguliere middelen onvoldoende zijn.

"Jonge onderzoekers voeren meer onderwijsopdrachten uit dan de bedoeling is"

Een groter probleem vinden we bij jonge onderzoekers die zeer regelmatig een groter aantal onderwijsopdrachten uitvoeren dan werkelijk de bedoeling is. Zo zijn er proffen en postdocs die 80 procent van hun tijd met onderzoek bezig dienen te zijn, en slechts 20 procent met onderwijs. Recente bevragingen tonen echter aan dat de meerderheid van onderzoekers systematisch meer tijd aan onderwijs besteedt dan contractueel vastgelegd, om toch maar in staat te zijn kwalitatieve lessen en begeleiding te voorzien. Geen wonder dat maar liefst één op de drie doctorandi worstelt met ernstige mentale gezondheidsproblemen. Daarvoor mogen we niet enkel vingerwijzen naar de onderzoeksfinanciering, ook de perverse effecten in de gebrekkige onderwijsfinanciering en de beperkte hoeveelheid beschikbaar personeel dragen deels de schuld.

Bij het totaalplaatje van de financiering blijkt onderwijs vaker wel dan niet aan het kortste eind te trekken. De huidige verdeelsleutel beloont voornamelijk de sterkste onderzoekers, niet de strafste onderwijzers. Wie veel tijd steekt in onderwijs is niet aan het publiceren en dit levert weinig op voor de vakgroep én de eigen loopbaan.

Let’s talk about education, baby

Onderwijsfinanciering kampt eveneens al jaren met pijnlijke tekorten. Tussen 2011 en 2015 bespaarde de overheid zo’n 90 miljoen op de werkingsbudgetten van de hoger onderwijsinstellingen. Los van deze besparing werd er bij dezelfde budgetten jaarlijks slechts een gedeeltelijke indexering doorgevoerd, waardoor de instellingen 216 miljoen aan hun neus voorbij zagen gaan. Peulenschil toch? Daarnaast een vijftal miljoen verloren hier, nog eens 4 miljoen bespaard daar. Deze getallen lijken misschien een 'ver-van-mijn-bedshow': de prof staat immers in de meerderheid van de gevallen nog steeds voor de aula en de universiteit staat toch niet in brand? Niet elk probleem staat echter in rode letters op de muren gekalkt, vaker zijn de problemen in een hoekje verscholen of vreest men negatieve reclame om hiermee naar buiten te komen.

"Is excellent onderwijs niet echter óók een streefdoel van elke universiteit?"

Want negatieve reclame, dat kunnen de onderwijsinstellingen missen als de pest. Net als de onderzoeksfinanciering is ook de onderwijsfinanciering deels bepaald door een vaste koek, verdeeld over alle instellingen. Meer centen voor de ene instelling omdat ze meer studenten aantrekt, resulteert onherroepelijk in minder centen voor de andere instelling, zélfs al is hun aantal studenten ook gegroeid. Competitiviteit staat niet enkel centraal bij onderzoek, maar ook bij onderwijs. Geen wonder dat geen enkele instelling naar buiten wil komen met lekkende daken, verouderde prefab gebouwen en kelderlokalen. Nochtans is dit een realiteit voor de meeste onderwijsinstellingen. De financiële bijdrage van de overheid om het onderwijspatrimonium te onderhouden dekt in werkelijkheid slechts 20 procent van de werkelijk kost. Daarbij spreken we dan enkel over onderhoud, en niet de financiering van de nieuwe gebouwen, waar deze onderfinanciering een van de redenen was waarom de VUB in 2015 de stap naar de obligatiemarkt maakte.

Niet alleen de infrastructuur, maar ook het aanbod staat onder druk. Zo verdween vorig jaar de opleiding Slavistiek aan de KULeuven, relevanter dan ooit in de huidige wereldproblematiek. Als officiële reden werd aangehaald dat de inschrijvingsaantallen te laag waren, maar er werd eveneens geopperd dat het financiële aspect een rol speelde. Dit is slechts het meest recente voorbeeld in een reeks van verdwenen opleidingen waar financiële argumenten telkens de doorslag gaven. Toch resulteert deze graduele verarming van ons onderwijslandschap slechts beperkt in een kritisch debat.

De voorbije paar jaar is de go-to oplossing voor onderwijsproblematieken immers een eenmalige of tijdelijke oplossing geworden, waarbij telkens een spreekwoordelijke pleister op de zere wonde geplakt wordt en het fundamentele probleem onbehandeld blijft. Het is nu eenmaal makkelijker om dit te negeren, en telkens maar weer brandjes te blussen wanneer ze opspringen en voldoende publieke aandacht krijgen.

Het is niet meer dan logisch dat onderzoekers de afgelopen weken luid en duidelijk aan de alarmbel trokken. Fundamenteel onderzoek vervult immers basisnoden in onze maatschappij. Is excellent onderwijs niet echter óók een streefdoel van elke universiteit, en het uithangbord naar de maatschappij toe? Dient dit dan niet weerspiegeld te worden in de verdeling van de financiële middelen en een eigen plekje te krijgen in het publieke debat?

Sarah Van Acker – Lid Raad van Bestuur UGent
Robbert Claeys – Lid Onderwijsraad UGent, Vicevoorzitter Gentse Studentenraad
Zoë Vandamme – Rapporteur ‘Financiering Hoger Onderwijs’, Vlaamse Vereniging van Studenten
Frédéric Piccavet – Ondervoorzitter Raad Hoger Onderwijs

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen