Freedom of Genes

Een gesprek met bio-ethicus John Harris

Ter gelegenheid van de Nacht van de Vrijdenker zakte de Britse professor John Harris af naar Gent om er te praten over genetische manipulatie bij mensen. Want ja, hoe ethisch verantwoord is het als we in de toekomst onze kinderen naar hartenlust kunnen 'ontwerpen'? 

John Harris

Stel je voor: je reist naar het jaar 2117 en je ziet hoe je achterkleinzoon trots toekijkt hoe zijn driejarige dochtertje haar eerste zwevende driewielertje uitprobeert. Of dat denk je toch, want de atletisch gebouwde, roodharige peuter met blauwe ogen lijkt helemaal niet op haar schriele, donkerharige ouders met fletse ogen. Geen nood: het meisje is wel degelijk jouw echte achter-achterkleindochter. Haar ouders hebben gewoon even via gene editing haar genetisch materiaal aangepast naar de laatste trends. Pure sciencefiction? Momenteel wordt er al volop gezocht naar manieren om erfelijke aandoeningen zoals mucoviscidose en Alzheimer via gene editing te voorkomen, en op een mooie dag zou dit ook werkelijkheid kunnen worden. Maar wat als we nog enkele stappen verder gaan? Wat als we in de toekomst over elke eigenschap van onze nakomelingen zullen kunnen beslissen? Zou het ethisch onverantwoord zijn om ons nageslacht genetisch te modificeren? Niet per se, vindt bio-ethicus John Harris, emeritus professor aan de University of Manchester.

Eigen genen eerst!

Een scenario zoals hiervoor beschreven, waarbij gene editing zou gebruikt worden als mode-verschijnsel à la de plastische chirurgie-hype in Zuid-Korea, zou volgens Harris mogelijk kunnen zijn in de toekomst, maar is niet erg waarschijnlijk. “In theorie zou het mogelijk moeten zijn, maar het zal ook duur zijn. En het is onwaarschijnlijk dat een land zoals het jouwe of het mijne zal willen investeren in zoiets voor de gehele bevolking.

"Waarom zou het ethisch onverantwoord zijn om deze kenmerken vrijwillig te produceren?"

Het idee dat iedereen zijn kinderen zou kunnen modificeren is dus erg aantrekkelijk, maar niet waarschijnlijk, zowel om economische als persoonlijke redenen. Mensen houden immers wel van de verrassing die de combinatie van hun eigen genen met die van hun partner voortbrengt. Als je naar koppels kijkt, merk je dat de partners vaak erg op elkaar lijken. Je ziet waarom ze samen zijn. Je kan seksuele reproductie dus eigenlijk zien als een manier om de eigenschappen die je bij jezelf en bij je partner leuk vindt, te reproduceren. En deze tactiek is best succesvol.”

Sociale kloof?

Mochten designerbaby's toch een evidentie worden, zou dat dan onetisch zijn? Of valt het moreel te verantwoorden om de genen van je kind om puur cosmetische redenen aan te passen? Harris gelooft van wel: “Stel dat je eender welke genetische eigenschap wil veranderen - zij het nu oogkleur, huidskleur of intellectuele vaardigheden - dan moet je je het volgende afvragen: zou het voor een mens schadelijk kunnen zijn om deze eigenschappen van nature te bezitten, als gevolg van seksuele interactie? Zo niet, waarom zou het dan verkeerd zijn om deze eigenschappen vrijwillig te produceren, tenzij het schadelijk zou zijn voor anderen?”

"Het succes van een ander betekent niet dat jij moet falen"

Vanuit een puur liberaal standpunt is er op ethisch vlak dus weinig mis met gene editing, zolang het niet gebruikt wordt op manieren die andere mensen zouden kunnen schaden. Maar is het sociaal gezien ethisch? Wat als gene editing om niet-gezondheidsgebonden redenen uitgroeit tot een statussymbool voor de allerrijksten? Zouden de extra kansen die het creëert voor kinderen van rijke ouders de kloof tussen arm en rijk niet verder kunnen vergroten? Harris wijst erop dat we moeten onthouden dat er nu al verschillende manieren zijn waarop we onze kinderen kunnen bevoordelen: “Het zou kunnen, maar dat geldt ook voor vele andere dingen. Mijn universiteit bijvoorbeeld, de Universiteit van Manchester, is er trots op om bij de top tien, misschien zelfs de top vijf van het Verenigd Koninkrijk te kunnen horen. Het betekent dat we een betere opleiding te bieden hebben dan andere universiteiten, maar voor die kwaliteit moet je wel betalen, en ik denk niet dat mensen daar een probleem mee hebben.” Bovendien hoeft een genetisch gemodificeerd voordeel bij een ander geen struikelblok voor een puur natuur armoezaaier uit de middenklasse te zijn. “Je zou je kinderen wat wij in het Engels 'an edge' noemen, kunnen geven, zodat ze een voordeel tegenover hun ‘tegenstanders’ hebben. Mensen staan daar nogal achterdochtig tegenover. Maar ouders willen hun kinderen vooral die kansen geven voor henzelf. Met andere woorden: het succes van een ander betekent niet dat jij moet falen.”

Armstrong did nothing wrong!

Allemaal goed en wel, maar hoe zit het dan bijvoorbeeld op vlak van sportethiek? Zouden atleten met genetisch gemodificeerde spiergroei of een kunstmatig verbeterd uithoudingsvermogen de fair play, een belangrijke waarde in de sport, niet in de weg staan? “Je kan hier op vele verschillende manieren over nadenken, maar je moet hoe dan ook duidelijk zijn in wat je bedoelt met ‘fair’ en ‘unfair’. Op welke manier zou het oneerlijk zijn? Natuurlijke, willekeurige distributie via de loterij van seksuele reproductie is niet eerlijk of oneerlijk. Het is er gewoon. Maar het zorgt wel voor mensen die voordelen hebben ten opzichte van andere mensen. Sommige mensen hebben de genen om een Usain Bolt te worden, anderen niet.”

"Natuurlijke distributie is ook niet eerlijk of oneerlijk"

Daarnaast vergelijkt Harris gene editing voor atletische doeleinden met doping, iets waar hij overigens een voorstander van is. “Of het nu fair is of niet dat atleten doping gebruiken, hangt eigenlijk af van de regels van de sport. Als de sportverenigingen beslissen dat je geen doping mag gebruiken, dan is het zo. Maar ik denk dat ze daar verkeerd zitten. Niet omdat ik denk dat het goed is voor atleten om het te nemen, maar omdat ze een zeer incompleet beeld hebben van wat nu eigenlijk juist prestaties beïnvloedt. Je kan geen topatleet zijn zonder personal trainer, zonder diëtist, zonder continue training, zonder kinesist en een heel team dat rond jou staat om je te begeleiden. Dat kost veel geld en het is ook niet eerlijk, want vele potentiële topatleten hebben niet de middelen om het verschil tussen ‘gewoon goed’ en ‘wereldklasse’ te maken. Alle dingen die we doen die wél geaccepteerd worden door anti-dopingsgezinde organisaties, zijn duur en even oneerlijk als doping. Dan zou doping gebruiken misschien beter zijn: het is goedkoper, universeel te verkrijgen, je hebt niet zo’n groot team nodig … Ik denk persoonlijk niet dat er een verschil is tussen chemische of genetische doping en onderwijs, training en hard werken.” Bovendien, zo meent Harris, biedt doping geen alternatief voor hard werk. “Het zijn geen alternatieven. Zelfs al zou je je spiergroei bevorderen met doping, dan nog zou je moeten trainen.”

"Ik denk niet dat er een verschil is tussen chemische of genetische doping en educatie, training en hard werk"

Harris illustreert dit verder met een tweede voorbeeld: cognitieve doping. “Er zijn ook verschillende methodes voor cognitieve stimulatie. Je kan ze gebruiken om je cognitieve vaardigheden te verbeteren, en dit geldt ook voor middelen die je atletische prestaties verbeteren. En ze werken: ze verbeteren de concentratie, het verwerken van gegevens … Maar je zal nog steeds zelf moeten studeren. Het is dus geen vervanger voor hard werken, maar het verhoogt gewoon het startlevel. Doping of gene editing zouden dan misschien de spiergroei of het uithoudingsvermogen kunnen verbeteren, maar een training vervangen kunnen ze niet. Nogmaals: ze verhogen dus enkel het startlevel. En waarom ook niet? Het zal het niet makkelijker maken, het zal even moeilijk zijn als voorheen.”

Ritalin makes it happen

Harris

Zoals al gezegd, kan je niet enkel voor fysieke, maar ook voor cognitieve doeleinden doping gebruiken. Denk maar aan Rilatine, dat niet alleen genomen wordt door mensen met AD(H)D, maar ook een populair concentratieverbeterend middel is voor gestresseerde studenten in de blok. Een gebruik dat door velen met argusogen bekeken wordt. Is het moeten gebruiken van concentratieverbeterende middelen als niet-AD(H)D’er zonder echte concentratiestoornissen misschien geen teken dat je studie te zwaar voor je is of dat er iets schort aan je studiemethode? Is het niet beter om de onderliggende stressfactor die je ertoe aanzet om het middel te nemen aan te pakken? Doet dat er echt toe als het middel je toch echt lijkt te helpen? Want ook hier staat het gebruiken van het middel niet gelijk aan het vervangen van studiewerk, enkel het bevorderen ervan. “Het gaat hier opnieuw om een persoonlijke keuze”, aldus Harris. “Een goede vriendin van mij, een neuropsychologe, gebruikt methylphenidaat om haar concentratievermogen en academische prestaties te verbeteren. Ze presteert perfect en het schaadt haar ook niet. Zelf voel ik me er niet toe aangetrokken, maar ik zou deze zaken overlaten aan de persoonlijke keuze.”

Of het nu gaat om gene editing of om prestatieverbeterende hulpmiddeltjes, voor John Harris komt de kwestie telkens op hetzelfde neer: persoonlijk keuze. “Democratie en vrijheid worden behouden door mensen een maximale hoeveelheid aan vrije keuze toe te staan. Ik geloof dus dat democratie bloeit wanneer vrijheid bloeit. Ik pleit voor vrijheid voor alle mensen en voor het beschermen van die vrijheid, om ervoor te zorgen dat mensen keuzes kunnen maken en de vrijheid en de macht hebben ze uit te voeren. Maar om goede keuzes te kunnen maken, heb je onderricht nodig. Enkel op die manier zorg je ervoor dat men in staat is om goede keuzes te maken in een steeds complexer wordende wereld.”

0
Gemiddeld: 1 (1 stem)

Reactie toevoegen