Involueren

Wordt de mens er dommer op?

Iedereen herkent het stoffige beeld van de evolutie van aap tot mens - en in slechte cartoons tot mens achter computer. Maar hoe zit het daadwerkelijk met de toekomst van onze soort? Zijn we ons hoogtepunt voorbij, of kent onze intelligentie geen einde?

De mens heeft zichzelf - nogal zelfbevredigend - gedoopt tot een intelligente levensvorm. Nee hoor, we hebben geen last van een superioriteitscomplex. Ook al kan mijn hond zeer goed rollen wanneer ik een koekje in mijn hand heb, een echt toekomstbeeld kan hij niet vormen, laat staan abstract denken. In onze evolutie hebben we er nood aan gehad om ons brein te ontwikkelen, maar hoe staat het nu? Worden we nog uitgedaagd om ons mensenbrein te verbeteren of worden we er gewoon dommer op?

Neerwaarts

In de vorige eeuw kwam er in westerse landen een enorme stijging in welvaart. Hierdoor werd de gemiddelde scholingsgraad hoger, wat op zijn beurt geleid heeft tot een significante vooruitgang van wetenschap en technologie. Zo nam men in landen als de VS en Denemarken per decennia een stijging van drie punten op de IQ-schaal waar, en in Japan zelfs tot zeven punten. Dit wordt het Flyneffect genoemd, naar professor James Flyn, die dit fenomeen voor het eerst opmerkte. Recent onderzoek aan de Universteit van Hartfort suggereert echter dat dit effect gekeerd is en dat het gemiddelde IQ wereldwijd  met een punt gedaald is. Dit zou kunnen betekenen dat tegen het jaar 2110 de gemiddelde IQ-score met acht punten zal dalen. Ook in andere onderzoeken wordt deze tendens vastgesteld. Over de oorzaak hiervan is de wetenschap het niet eens. Sommigen spreken van een tijdelijk effect, maar psycholoog Michael Woodley suggereert een andere oorzaak. Hij spreekt over een genetisch stofzuigereffect. Dit houdt in dat mensen met een gemiddeld hoger IQ minder voortplanten dan de minder intelligente mens, waardoor ons ‘IQ-kapitaal’ langzaamaan daalt, wat gekend staat onder de term ‘dysgene voortplanting’. Dit fenomeen wordt echter al waargenomen vanaf de 19e eeuw, dus het zou geen verklaring kunnen bieden voor de recentelijke daling in intellect. De meeste onderzoeken hieromtrent spreken elkaar tegen, dus daar worden we ook niet wijzer van - ‘ebt g’em?

Natuur en nourriture

Intelligentie is natuurlijk moeilijk te definiëren en IQ-testen hebben op hun beurt ook tekortkomingen. Woodley nuanceert zijn stelling: “Het gaat er minder om of intelligentie al dan niet stijgt of daalt. Verschillende delen van intelligentie kunnen gewoon op verschillende manieren veranderen.” We kunnen ook niet stellen dat IQ puur genetisch bepaald wordt. Wanneer we praten over hersenen, moeten we het steeds hebben over genetische factoren en omgevingsfactoren. De wisselwerking tussen deze twee is onvermijdelijk om tot de uiteindelijke IQ-score op papier te komen. Er zijn mensen met aanleg voor hogere intelligentie, maar wanneer het brein niet gestimuleerd wordt van jongs af aan, kan het zijn dat het volledige potentieel niet bereikt wordt. Andere essentiële omgevingsfactoren kunnen gezonde voeding en hogere scholingsgraad zijn. Bij mensen met een hogere sociaal-economische status is de scholingsgraad hoger en is er meer toegang tot gezonde voeding, wat op zijn beurt dan weer leidt tot een gemiddeld hoger IQ. De genetische factor hoeft daarbij niet eens een rol te spelen en dat is net het probleem bij het onderzoek rond dit soort fenomenen. Het is zeer moeilijk te bepalen in hoeverre omgevingsfactoren een rol gespeeld hebben. Het kan zijn dat de genetische aanleg voor intelligentie binnen alle bevolkingsgroepen ongeveer gelijk verdeeld is, maar dat de kansen op ontwikkeling van die intelligentie gewoon beter zijn binnen bepaalde groepen. Dit kan betekenen dat er geen netto verlies is aan ‘genetische intelligentie’, maar wel verlies aan gunstige omgevingsfactoren, aangezien mensen van lagere sociaal-economische status zich meer voortplanten.

"We kunnen niet stellen dat IQ genetisch bepaald wordt"

In onzen tijd, he

We gaan ervan uit dat we nu op de piek van onze intelligentie zitten - of dat we die piek net voorbij zijn, aangezien de mens inherent toch een beetje narcistisch is. Maar is dat wel zo? Een onderzoek van Gerald Crabtree, een onderzoeker aan Stanford University, dat in 2012 gepubliceerd werd in Trends in Genetics trekt andere besluiten. Gebaseerd op genetische bevindingen, besloot dit onderzoek dat menselijke intelligentie een piek bereikt heeft zo’n 2000 tot 6000 jaar geleden. Bij de voortplanting ontstaan er genetische mutaties, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor evolutie. Sommige van deze mutaties zijn wenselijk, en zullen ervoor zorgen dat een ras sterker wordt. Deze mutaties overleven dan ook in het genetisch materiaal. Crabtree stelt echter dat er in de loop van de laatste 3000 jaar minstens twee mutaties in de menselijke genenpoel zijn ontstaan die de intellect-bevorderende genen schaden. Hij haalt ook aan dat intellect voor de hedendaagse mens minder belangrijk is. Vroeger kwam de mens veel meer in situaties die leven of dood konden betekenen, en dan is snelle problem solving onontbeerlijk.

"Vroeger kwam de mens meer in situaties die leven of dood konden betekenen"

Part human, part machine

Er zijn andere externe factoren die de werking van ons brein kunnen beïnvloeden. Er is geen ontkennen aan: de smartphone domineert onze maatschappij. En dat zeggen we niet op de toon van een verbitterde man die de woorden ‘de jeugd van tegenwoordig’ overmatig gebruikt. Toegang tot het internet is op ieder moment binnen handbereik, en dit kan ervoor zorgen dat we onze hersenen op een andere manier beginnen gebruiken. Omdat dit een recentelijk fenomeen is, is het nog moeilijk om te zeggen waar deze wijzigingen kunnen liggen. Feitelijke kennis wordt bijvoorbeeld minder relevant, want met enkele vingerbewegingen kan je meteen opzoeken wie het nu weer was die dat ene nummer zong. Op een manier begint de smartphone deel uit te maken van ons transactief geheugen. Dit is een theorie van psycholoog Daniel Wegner, die stelt dat we een soort groepsgeheugen opbouwen. Dit wordt bijvoorbeeld vaak geobserveerd bij partners. Om het simpel uit te drukken: de ene partner onthoudt de verjaardagen van je vrienden, de andere partner onthoudt dan weer wanneer de kinderen naar de pianoles moeten. Dit wordt nooit expliciet uitgesproken, maar we steunen op de expertise van anderen voor kennis. En nu maakt de smartphone deel uit van dit transactief geheugen. We worden symbiotisch met het internet. Het is geen kwestie van goed of slecht, maar we gaan gewoon op een andere manier op zoek naar antwoorden. En of we er daadwerkelijk dommer van worden? Dat zal de toekomst moeten uitwijzen.

"Feitelijke kennis wordt minder relevant"

Eeuwige evolutie

De populaire paleontoloog Stephen J. Gould claimde in 2000 dat de mens de laatste 40 à 50 000 jaar geen evolutie meer doormaakte. Volgens hem hebben we alles wat we vandaag ‘cultuur’ en ‘beschaving’ noemen met hetzelfde lichaam en brein gecreëerd. Enerzijds omdat de gevaarlijke omgeving die natuurlijke selectie noodzakelijk maakt volledig ingekapseld werd in beton, anderzijds omdat mensen allerhande mechanisme bedachten om ook de zwaksten in de samenleving aan boord te houden. Maar klopt dat wel? Om evolutie mogelijk te maken moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste is er een gevarieerde genenpoel noodzakelijk, waarmee nieuwe combinaties gevormd worden. Aangezien we ondertussen met zeven miljard mensbaksels rondhossen, is dat alvast geen probleem. Bovendien doen zich nog voortdurend nieuwe mutaties voor in de genen, soms aan een schrikbarend tempo. De verscheidenheid neemt dus nog steeds hand over hand toe. Uit die variatie gebeurt vervolgens een selectie door druk uit de omgeving. Zo zorgt een bleke huid ervoor dat vitamine D gemakkelijker wordt opgenomen door het lichaam, wat geen overbodige luxe is in de noordelijke kou. Maar die adaptaties hoeven niet per se parallel te verlopen: een gelijkaardige omgeving kan door geografische afstand toch nog een verschillende uitkomst opleveren. Zowel Zweden als Japanners zijn blank, maar de samenstelling van hun genetisch materiaal is toch anders. En wie ooit te horen kreeg “je lijkt als twee druppels water op je vader”, weet dat ook de derde voorwaarde - overerving - vervuld is. (Wie dit niet te horen kreeg, kan best zijn of haar moeder aan een kruisverhoor onderwerpen.)

De verscheidenheid neemt nog steeds hand over hand toe

Evolutie is een zeer traag proces, maar af en toe kan er door grote verandering snel schot in de zaak komen. De impact van de agrarische revolutie op de menselijke genen is enorm. Mensen stierven bij bosjes omdat ze niet in staat waren om goed koolhydraten en zuivel te verteren. Alleen de sterksten overleefden de selectieprocedure, en in ijltempo traden mutaties op die het mogelijk maakten om de vlotte doorloop van landbouwproducten mogelijk te maken. De populatie schoot daarna de hoogte in, de bevolkingsdichtheid nam toe en infectieziekten zagen hun kans schoon. Opnieuw overleefden alleen diegenen met de beste weerstand. Daarnaast heeft evolutie ook een invloed op cultuur: gedrag verandert, organisatievormen worden versterkt … De cultuur heeft op haar beurt weer invloed op het genoom. We kunnen dus spreken van een co-evolutie tussen cultuur en genetisch materiaal. Alleen kan de fysieke evolutie geen gelijke tred houden met de snel wisselende culturele omgeving, waardoor er sprake is van een ‘cultural lag’. Dat verklaart waarom mensen wel een aangeboren angst hebben voor spinnen en wilde dieren, maar niet voor aanstormende trams of stopcontacten, die minstens even gevaarlijk zijn. De menselijke evolutie is dus nog zeker niet gestopt. Blijft de vraag over wat vandaag de voornaamste sturende factor is: cultuur of Darwiniaanse evolutie? Het wetenschappelijke debat daarover woedt hevig, laat ons hopen dat de heren professoren nog voldoende tijd vinden om de overerving in stand te houden.

Er is een co-evolutie tussen cultuur en genetisch materiaal

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen