"Iraniërs zijn net zo lief en corrupt als Belgen"

Kader Abdolah in Gent

"Weggaan, weggaan, weggaan." Kader Abdolah herhaalt het thema van zijn lezing tot het bij elke aanwezige in het Museum voor Schone Kunsten is binnengedrongen. De Iraans-Nederlandse schrijver spreekt uit ondervinding. Al doet hij zijn levensverhaal vaak een stuk luchtiger uitschijnen dan de werkelijkheid.

Kader Abdolah

Iran. Een godvergeten stad hoog in de bergen. Het huis achter de moskee. Dat is de setting waar Abdolah opgroeide. Als kind had hij twee dromen: president van het vaderland worden of een groot dichter zijn. Beiden geen evidentie: er was weinig ruimte voor presidenten in het Iran van de sjah, en de grote huisbibliotheek, stampvol met de meesterwerken van eeuwen Perzische literatuur, deden hem wanhopen dat alles al geschreven was. Toen streken Amerikaanse pockets - detectives en meer - neer in zijn geboortestad. Schandaal! Op de kaften stonden vrouwen in korte rokken - en de kortste rok werd meteen het eerste boek dat Kader naar huis smokkelde. “Als schrijven over korte rokken kan gaan, kan ik het ook”, aldus Abdolah.

Iraanse revolutie 

Kader Abdolah

Vrouwelijk schoon bracht hem ook dichter bij zijn tweede ambitie - hij trok naar de universiteit van Teheran om daar Natuurkunde te studeren, in de hoop zo later een vrouwenmagneet te worden. Aan de universiteit raakte hij verzeild in een linkse verzetsgroep tegen het regime van de sjah. De Iraanse Revolutie van 1979 bracht echter geen heil. Kader verloor vrienden aan de repressie zowel door de sjah als door de Islamitische Republiek van de ayatollahs. Aan twee van hen ontleent hij zijn pseudoniem: Kader en Abdolah. De schrijver spreekt tijdens de lezing overigens vaak over Kader Abdolah wanneer hij het over zichzelf heeft. Het is één van de vele kleine technieken die hij gebruikt om zich te profileren - al bekt het natuurlijk ook heel wat makkelijker dan Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani, zijn echte naam.

Jip en Janneke

Kader Abdolah

In 1985 vlucht Kader uit Iran. Eerst naar Istanbul, om uiteindelijk in Nederland te belanden. Het was de goedkoopste bestemming, beweert hij, die de mensensmokkelaars - ‘een normaal beroep’ - hem konden aanbieden, want het was er koud en de taal was veel te ingewikkeld. Een mening die Kader ook was toegedaan. Tot driemaal toe probeerde hij met een vals paspoort naar de Verenigde Staten te vliegen, maar elke keer werd hij staande gehouden. In plaats van in het glamoureuze New York eindigde zijn migratietocht na tweeënhalf jaar in landelijk Overijssel. In het eerste huis dat hij toegewezen kreeg, achter de kerk van een door en door gereformeerd dorp met zo'n zwaar dialect dat hij er met zijn gebrekkige ‘Ik heet Kader’ als enige Algemeen Nederlands sprak, besloot hij zich bij zijn Hollandse toekomst neer te leggen en dan maar een beroemd Perzisch-Nederlands schrijver te worden. Hij trok naar de bibliotheek in het nabije Zwolle, en op zijn ‘urgente vraag’ aan de bibliothecaresse om hem iets te geven waarmee hij Nederlands kon leren, stak ze hem 'Jip en Janneke' in handen.

Schrijven als roeping 

De hulp van Annie M.G. Schmidt wierp haar vruchten af. Kader maakte zich het Nederlands snel eigen, sloeg aan het schrijven en de rest is geschiedenis. Verhalenbundels, romans en columns verschenen in zijn geheel eigen schrijfwijze: zonder dure of poëtische woorden, maar in een stijl die een combinatie is van de Perzische verteltradities en de Nederlandse helderheid. Tijdens de lezing drukt hij het ons nog eens op het hart: "Ik ben niet supergetalenteerd." In die valse bescheidenheid is hij niet helemaal oneerlijk. Schrijver worden was veeleer een doel dan een roeping. Terwijl zijn familie en vrienden geen optie hadden om Iran te verlaten of zelf slachtoffer werden van het regime, geraakte hij wél in het Westen. Dat schuldgevoel drijft hem ertoe steeds betere boeken te schrijven. En Nederland lijkt het te waarderen: in 2007 verkozen lezers ‘Het huis van de moskee’ tot het op één na beste Nederlandstalige boek aller tijden.

"Ik ben niet supergetalenteerd."

Imposante poseur

Kader Abdolah

Betekent dit dat de vluchteling een canonieke status bereikt heeft? Misschien. Kader verbergt zich de hele avond achter een masker van een bijna manische vertelstijl, met een gevoel voor timing dat het publiek keer op keer in lachen doet uitbarsten. Zijn moeder de week ervoor voor het eerst in jaren terugzien - in Dubai, want hij mag Iran niet in en zij is te oud om naar Nederland te vliegen - vertelt hij als een reeks grappig quotes, en werkt hij af met het nemen van foto's van het publiek om naar haar te sturen. Een publiek waarin hij zich overigens thuis voelt, want “Belgen zijn net zo lief en corrupt als Iraniërs." Hij schetst zijn levensverhaal als een tragikomedie, die niet verstoord zal worden door harde politiek analyses of oprechte vragen uit het publiek. Kader Abdolah is een fascinerende mythe over een vluchteling die zich succesvol heruitvond in zijn nieuwe thuisland, maar zoals zovele mythen biedt hij meer vraagtekens dan antwoorden.

Het MSK

'Ooggetuigen’ wordt voor het grootste deel ingenomen door schetsen en schilderijen van de Spaanse grootheid Francisco Goya. De 18e-eeuwse ‘meester van de marteling’ oogt bijzonder modern, zowel origineel als door bewerking van de Iraanse kunstenares Farideh Lashai. In installaties schrapt zij Goya’s personages uit de landschappen, om de aandacht van de kijker even op de technische waarde van de achtergrond te richten. Ook de indrukwekkende organische installatie van planten, beenderen en oude nokia's doet het MSK eer aan. Voor wie even tijd heeft: om het hoekje wordt nog steeds het Lam Gods gerestaureerd. Tot 2019 te bezichtigen!

0
Gemiddeld: 1 (1 stem)

Reactie toevoegen