De campagne komt maar langzaam op gang. Dat is althans wat Ivan De Vadder wekelijks herhaalt in De Afspraak en wie zijn wij om dat in vraag te stellen? Zowel de burgers als de politici zijn de campagne beu en of het nu het klimaat is of de pensioenen, geen enkel onderwerp blijft plakken. Deze vaststelling voedt de populaire opvatting dat er een kloof is ontstaan tussen burger en politicus, een theorie die ook weer wekelijks de revue passeert op De Afspraak. Deze kloof wordt gekenmerkt door beroepspolitici die enkel in slogans spreken, en populisten die menen in de naam van het volk te krijsen.
Ivan en zijn vrienden zien echter één helder licht in deze duisternis. Eén politicus wordt consequent gekarakteriseerd als het antwoord op ons gemis. Eerlijk, daar waar anderen slogans afratelen, en intelligent, daar waar anderen simpele antwoorden geven. Ik heb het uiteraard over meesterstrateeg Bart De Wever, voorzitter-voor-het leven en kandidaat-minister-president voor de N-VA. Persoonlijk stel ik me echter vragen bij deze 'frisse' wind.
Senatus Populusque Romanus
Vooraleer ik de claims over meneer De Wever ga bespreken, is het misschien belangrijk even stil te staan bij de eerste theorie, namelijk dat de kloof tussen politici en burgers steeds groter wordt.
Deze kloof hangt samen met de, ondertussen bijna klassieke, opsplitsing in beroepspolitici en populisten. Van handboeken politicologie tot vreemde nieuwjaarsrecepties van de CD&V, overal waant men zich revolutionair denker door deze dichotomie te hanteren. Een beroepspolitieker wordt gezien als de laatste uitkomst van onze gevreesde particratie. Dit zijn politici zonder visie, die de politiek slechts zien als een job en hun salaris als enige motivatie hebben. Zij luisteren niet naar de burgers en spreken over het algemeen in de vorm van slogans en leugens. Dit is een verwijt dat vooral naar het hoofd van de klassieke partijen geslingerd wordt, met als hoofdfiguren Wouter Beke en Gwendolyn Rutten.
Meesterstrateeg Bart De Wever, voorzitter-voor-het leven en kandidaat-minister-president voor de N-VA
Populisten zijn politici die beweren in te gaan tegen deze tendens van beroepspolitiek. Zij zien zichzelf als het anti-establishment en als de echte stem van het volk. In de praktijk betekent dit vooral veel roepen, veel kritiek en weinig oplossingen. Dit verwijt is vooral geadresseerd aan nieuwe partijen of partijen met een extremere mening, denk aan figuren als Tom Van Grieken en Peter Mertens.
Het is in de context van deze twee groepen dat Bart De Wever vaak naar voren wordt geschoven als een goed alternatief. Hij zou de motivatie hebben en de goodwill van de populisten, gecombineerd met het strategisch inzicht en de intelligentie van de klassieke partijen. Zowel deze eerste analyse, als de beoordeling van meneer De Wever staan echter duidelijk open voor debat.
Een les van Thucydides
Men hoort wel vaker dat De Wever een 'meesterstrateeg' is. Iedere zet, hoe willekeurig die dan ook mag lijken, wordt gezien als een nieuwe draad in zijn politieke web. Samen opkomen met de CD&V, het splitsen van Brussel-Halle-Vilvoorde, de bikkelharde regeringsonderhandelingen en het recente vallen van de regering. Al deze evenementen worden als teken gezien van zijn geniale strategische brein.
Door een hele hoop van deze daden als 'strategisch' te framen, vergeet men echter dat deze politieke zetten heel vaak negatieve consequenties hebben. De Wevers 'strategie' is vaak te herleiden tot een complete onverschilligheid ten opzichte van de welvaart van ons politieke systeem, en bij uitbreiding van ons land. Waar sommigen de twee jaar lange regeringsformatie toejuichen als een meesterzet, kunnen we dit ook zien als een koppige politicus, die zijn ideeën belangrijker vindt dan de bestuurbaarheid van het land. Hetzelfde geldt voor het vallen van de regering, waar de N-VA een symbolisch gevecht over een niet-bindend verdrag belangrijker vond dan de federale regering.
Behalve het gevaarlijke karakter van deze zetten, wil ik ook benadrukken dat deze 'strategische keuzes' een vrij onvolledig beeld vormen van Bart De Wever. Zijn naam als 'strategisch meesterbrein' is vaak een self-fulfilling prophecy. Analisten projecteren dit beeld vaak op iedere handeling van de partijvoorzitter, terwijl deze tactische intentie vaak helemaal niet zo duidelijk blijkt uit zijn handelen. Andere zetten die dan weer duidelijk wel strategisch bedoeld waren, zoals bijvoorbeeld het laten vallen van de regering of het verspreiden van advertenties tegen het Marrakeshpact, hebben dan weer vaak een uitgesproken negatief effect op de partij. Zo moest De Wever recent tijdens een VRT-interview toegeven dat zijn partij mogelijk de pensioensleeftijd nog zou willen opschuiven, onder druk van John Crombez, een politicus die nu niet bepaald bekend staat als een strategisch meesterbrein.
Doctorandus
Meneer De Wevers tweede lauwerkrans is zijn vermeende grote intellect, dat hem onderscheidt van zijn concullega's uit andere partijen. De vermeende opvallende intelligentie van meneer De Wever wordt in de eerste plaats gebaseerd op zijn gedrag in interviews en debatten. Het is hier echter niet volledig duidelijk waar deze analyse op gebaseerd wordt. De Wevers argumentatie is niet opvallend beter dan die van zijn tegenstanders, noch is hij inhoudelijk beter op de hoogte. Ook blinkt hij uit in een eerder bitsige en assertieve wijze van vragen beantwoorden, maar ook dit is niet direct een teken van grote intelligentie. Al kan deze eerder agressieve vorm van debatteren bij sommigen misschien de illusie opwekken dat De Wever vaak debatten wint.
Opvallend is wel dat hij, veel meer dan andere partijvoorzitters, Latijnse gezegdes of quotes van bekende intellectuelen aanhaalt. Of dit een teken van intelligentie is valt echter over te twisten, zeker wanneer hij quotes van Hegel, Arendt of Harari op zo'n manier gebruikt dat het onduidelijk is of hij wel vertrouwd is met het originele materiaal. Zo haalde hij laatstgenoemde Israëlische historicus en filosoof Yuval Noah Harari meermaals aan in het openingscollege van Carl Devos, waar hij Harari gebruikte als argument waarom we allemaal het nationalisme nodig hebben. Professor Harari spreekt echter in meerdere van zijn boeken en interviews over de flexibiliteit van cultuur en dat nationalisme een achterhaald idee zou zijn. Hannah Arendt haalde hij dan weer aan in zijn beruchte Gutmensch-opiniestuk, waarin hij links voor de keuze plaatste tussen een opengrenzenbeleid en een welvaartsstaat. Alweer een vreemde keuze, aangezien dat volgens Arendt, een joodse en linkse filosofe die naar de VS vluchtte tijdens WWII, die twee elkaar niet uitsluiten, maar juist gecombineerd moeten worden.
Meneer De Wever haalt de meeste Latijnse gezegdes of quotes van bekende intellectuelen aan. Of dit een teken van intelligentie is valt echter over te twisten
Mijn punt is bij deze niet te zeggen dat De Wever een onintelligent man is, want dat hij intelligent is lijkt me een feit. Mijn punt is dat hij geen genie is en op zich niet uitblinkt temidden van zijn concurrenten.
Das Wahre ist das Ganze
Deze schijnbare contradictie tussen De Wever als mens en mediafiguur wijst op een bredere tendens in de hedendaagse politiek. Populisten en beroepspolitici zijn namelijk geen nieuwe concepten. Een politiek systeem met bestuurders die professioneel zijn ingekaderd en met outsiders die zich nogal onhandig tegen dat establishment willen afzetten, is al zo oud als het parlementair systeem. Zelfs in het oude Rome, waar meneer De Wever zo verzot op is, kunnen we dezelfde dynamiek terugvinden. Populisme of beroepspolitici zijn dus niet nieuw en kunnen dus ook niet aan de basis liggen van de recente kloof tussen politici en burgers.
Wat echter wel nieuw is, is dat wij recent als maatschappij liever over politiek spreken, dan over de problemen die de politiek hoort op te lossen. Het is schrijnend dat wij Tom Van Grieken ervan beschuldigen een populist te zijn in plaats van een xeno- of homofoob. Wij hebben het steeds vaak over de vorm van politiek, de strategieën en het soort mensen. Maar op die manier worden de problemen in onze maatschappij vergeten. Dit lijkt me een betere verklaring voor de 'kloof', waar iedereen zo verzot op lijkt te zijn.
Populisme of beroepspolitici zijn dus niet nieuw en kunnen dus ook niet aan de basis liggen van de recente kloof tussen politici en burgers.
Wat opvalt aan Bart De Wever is niet dat hij hyperintelligent is of een meesterstrateeg, maar dat hij iemand is die dit vormelijk spelletje volledig onder de knie heeft. Samen met de media heeft hij van zichzelf een beeld gecreëerd als 'de staatsman' en dat beeld wordt nu voortdurend bekrachtigd in praatprogramma's en andere politieke analyses. Is meneer De Wever een strategisch genie of is dat wat panelleden in De Afspraak zeiden toen zijn partij uit het niets verkiezingen begon te winnen? Is meneer De Wever hyperintelligent of werd hij bekend als kandidaat in De Slimste Mens? Deze nadruk op vorm, die gebaseerd is op een verhaal, is een goede reflectie van de zielige staat van ons nationaal debat. En misschien verklaart dit hoe in een land waar wekelijks studenten op straat komen voor een werkend klimaatbeleid en maandelijks nog andere groepen met een verwijt aan de overheid, de campagne maar traag op gang komt.
Reactie toevoegen