Honoursprogramma's: een intellectuele brug?

Onschuldige strevers of elitarisme?

Stel, je bent jong en wil wat. De gegeven curricula zijn voor jou een piece of cake. Je voelt een tekort aan zowel verbreding als verdieping binnen jouw vakgebied. Stel, je bent een van deze zeldzame soort studenten. Who you gonna call? De UGent honoursprogramma’s!

De kans dat je als bachelorstudent ooit al van deze programma’s hebt gehoord is relatief groot. Elke eerstejaarsstudent krijgt namelijk een mail over het bestaan van het universiteitsbrede honoursprogramma, de Quetelet colleges. De kans dat het is blijven hangen is dan weer klein.

Dus wat zijn deze honoursprogramma's nu weer? Er wordt vertrokken vanuit het gelijkekansenbeleid dat de UGent voert, namelijk dat mensen naar eigen vermogen kunnen studeren. Dat houdt in dat studenten die het iets moeilijker hebben beroep kunnen doen op het monitoraat, maar ook dat studenten die al fluitend hun curriculum afwerken, voorzien worden van een extra gestructureerd programma. Een honoursprogramma is derhalve een extra uitdaging voor de allerbeste studenten die naast hun gewone opleiding nog zin en tijd hebben voor een bijkomende uitdaging.

Een honoursprogramma is derhalve een extra uitdaging voor de allerbeste studenten

Aan onze universiteit wordt er een universiteitsbreed honoursprogramma georganiseerd, de Quetelet colleges, en drie facultaire honoursprogramma’s. We spraken met de drie programmadirecteurs van de Quetelet colleges: prof. em. Kristiaan Versluys, prof. em. Jean Plum en prof. em. Michel Tanret. Daarnaast spraken we ook met prof. Tessa Kerre van het interfacultaire honoursprogramma in Life Sciences.

Het is motivatie, suffie, niet klasse!

“Iedere selectieprocedure heeft zijn voor- en nadelen, maar ik denk dat we een goede formule gevonden hebben.” De programmadirecteuren van de Queteletcolleges erkennen de kritiek die soms te horen valt op de selectieprocedures die honoursprogramma’s hanteren om de allerbeste studenten in hun rangen te krijgen, en zo van alle universiteitsstudenten tot een groep van vijftig te komen. “An sich is er geen beperking, in die zin dat alle studenten zich kunnen aanmelden.” Al in het eerste jaar krijgt iedere student een mail die het bestaan van het programma onder de aandacht. “Na de examens worden de beste 10 procent nog eens persoonlijk aangeschreven. Waarom die 10 procent beste? Omdat wij van oordeel zijn dat dat de studenten zijn die dit aankunnen. Je moet niet tot de 10 procent beste behoren, iedereen kan mee, maar zij worden speciaal aangeschreven.”

"Iedere selectieprocedure heeft zijn voor en nadelen, maar ik denk dat we een goede formule gevonden hebben."

Elke student die zich kandidaat stelt, wordt dan uitgenodigd om een motivatiebrief en een essay te schrijven. “Op basis van de motivatiebrief en het essay maken wij een eerste selectie, zonder te kijken naar de punten.” Wie deze eerste selectie overleeft, staat nog een tweede selectie te wachten. “De tweede selectie is de debatronde. Per tien studenten uit de eerste groep wordt samengezeten en een onderwerp gegeven waarover ze onder elkaar moeten debatteren. Hierna volgt uiteindelijk de selectie van vijftig studenten.” Deze vijftig staan twee druk gevulde jaren te wachten. Er wordt verwacht dat ze wekelijks hoorcolleges volgen - met voorbereidende lectuur -, er zullen essays moeten geschreven worden, en er wordt bijvoorbeeld ook een bezoek gebracht aan een zusterprogramma in Utrecht en Brussel. Na elk college gaan de studenten ook met elkaar in debat. “Wij duiden dan, wat hun eigen ideeën ook mogen zijn, een aantal studenten pro en een aantal studenten contra aan. Eén of twee studenten worden als debatleiders aangesteld. Hier worden argumenten naar voren gebracht door het publiek, zodat andere studenten ook kunnen tussenkomen.”

Homo economicus, dokter en sterrenkundige

prof. Huisman

Het uiteindelijke doel van honoursprogramma’s, volgens prof. Jeroen Huisman, die onderzoek voert naar diversiteit en hoger onderwijs, is het interdisciplinaire. “Het interdisciplinaire karakter straalt ervan af, omdat studenten uit verschillende opleidingen bij elkaar worden gebracht, en te maken krijgen met belangrijke thema's die spelen in de huidige maatschappij.” Die interdisciplinariteit heeft volgens Huisman een belangrijke rol te spelen in de samenleving: “Wij, de maatschappij over het algemeen, hebben te maken met een aantal complexe thema's, lastige vraagstukken waar de wetenschap op dit moment geen antwoord op heeft omdat men vanuit de eigen discipline ernaar kijkt, en maar een deeloplossing aanbiedt. Wat is nu mooier dan veel mensen te hebben die over die grenzen heen kunnen kijken en kunnen verbinden, kunnen samenwerken, en kunnen bijdragen aan het oplossen van die problemen?” Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Door het interdisciplinaire karakter wordt er soms minder diepgaand gewerkt. “Het is moeilijk om te schrijven of discussiëren over dingen waar je niets van weet (hoewel dat dan ook weer een uitdaging is). Soms werd er niet verder gegaan dan de oppervlakkige kennis, wat een gemiste kans is”, aldus een studente die twee honoursprogramma’s heeft doorlopen.

"Het gaat om een initiatief dat studenten vooral ook over de muren van hun eigen disciplines laat kijken"

Vooral de (inter)facultaire honoursprogramma’s stralen deze interdisciplinariteit af. Het honoursprogramma in Life Sciences: ‘breaking frontiers’, bijvoorbeeld, is een samenwerking tussen de faculteiten Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Diergeneeskunde en Farmaceutische Wetenschappen. “Bij ons staat het wetenschappelijke centraal, het gaat echt om een wetenschappelijk project. De honoursstudent gaat in een een-op-eenrelatie aan projecten werken. We stimuleren promotoren om deze projecten zo te schrijven dat ze zowel door een student uit de farmacie als uit de geneeskunde gekozen kunnen worden. De bedoeling is dat er echt aan wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt. Dat kan gaan van populatieonderzoek tot kwalitatief onderzoek zoals het echte fundamentele wetenschappelijk onderzoek: in het labo met buisjes en pipetten bezig zijn.”

Maar net bij het stokpaardje van de honoursprogramma’s knelt het schoentje. Toch tenminste voor prof Huisman: “Je hebt niet meteen meetbare indicatoren voor interdisciplinariteit, maar laten we erop vertrouwen dat dat spin-off heeft. Bij de honoursprogramma's, als ik eerlijk moet zijn, hebben we geen zicht op wat nu het effect is. De tevredenheid van de studenten, dat is maar één aspect. Zijn deze studenten nu ook echt wijzer geworden in algemene zin? Dat weet ik niet. Dat moet ik onbeantwoord laten.”

Niet al wat blinkt is goud

Na afloop van het programma krijgen studenten ook een aanbevelingsbrief van de rector. Deze brief zou een meerwaarde moeten zijn bij kandidaturen voor doctoraten, beursaanvragen en zelfs sollicitaties. Maar ook rond het effectieve nut van deze aanbevelingsbrief hangt veel mist. “Wanneer ik solliciteerde voor een aantal vakantiejobs heb ik de aanbevelingsbrief erbij opgestuurd. Vaak werd er echter nadien niet meer over gesproken. Soms moest ik eens uitleggen wat die regel op mijn cv precies inhoudt, niet al te veel mensen buiten de universiteit zijn op de hoogte van dit honoursprogramma”, aldus een ex-honoursstudent. Voor een andere ex-honoursstudent had de aanbevelingsbrief wel waarde: “Heeft dat mijn kansen op een doctoraat verhoogd? Geen idee, in België alleszins niet. Voor mijn doctoraat in Amerika weet ik niet in hoeverre het doorgewogen heeft. Kwaad kan het alleszins niet, gezien het toont dat je naast je reguliere curriculum er nog een serieuze werklading kan bijnemen. Voor een wetenschappelijke setting zie ik zeker de meerwaarde.”

Rond het effectieve nut van deze aanbevelingsbrief hangt veel mist

Kritieken die luiden dat dit soort programma’s elitair zijn roepen al snel Engelse doembeelden op, waarbij de politieke top nagenoeg volledig uit dezelfde “Boy’s Clubs” komt. Het gevaar van een dergelijke toekomst is wellicht beperkt, dat vindt ook Huisman: “Ik wil niet zeggen dat de universiteit zich niet druk hoeft te maken om elitevorming; ik wil maar aangeven dat er niet meteen een causale link ligt tussen het vormen van een elite en het vergaren van de macht door die elite”, meent Huisman. “Gezien de kleinschaligheid van deze initiatieven in het Vlaamse denk ik niet dat we daar zo bang voor hoeven te zijn.”

Veni, vidi en grotendeels vici

Hoewel de concrete voordelen van honoursprogramma’s moeilijk aan te kaarten blijven, zijn de studenten in het algemeen wel tevreden over het programma. Voor deze topstudenten is het dan ook een buitenkans om hun kennis en zienswijze te verbreden. Voor degene die het aankunnen en geselecteerd worden, bieden de Quetelet colleges een extra intellectuele uitdaging aan, terwijl de (inter)facultaire honoursprogramma’s de studenten leren kennismaken met concreet wetenschappelijk onderzoek. Emeritus professor Kristiaan Versluys vat het mooi samen in een anekdote: “Ik herinner me een opmerkende redevoering, zo’n twee jaar geleden, waarin de student zei: we hebben leren twijfelen. De wetenschappelijke twijfel, dat is wat hen bijgebracht wordt. De complexiteit van alles inzien, niet in inertie of cynisme, maar er toch voor zorgen dat men zich niet laat vangen door simplistische redeneringen.”

Nog geen stemmen

Reacties

Bericht: 
Studenten die op zoek zijn naar extra verbreding in een opleiding zoeken dit zelf uit eigen engagement en doen dit ook vrijblijvend. Zij hoeven geen extra vermelding op hun CV of een certificaat ondertekend door de decaan. Die studenten zullen ook niet wachten op een honoursprogramma, maar al lang iets ondernomen hebben. Ik stel me dan ook de vraag of studenten wel nog zouden deelnemen aan een honoursprogramma indien er niets tegenover staat.

Reactie toevoegen