Zelfs de Rode Ridder is nog een klein kind

Als achtjarig kind was ik ervan overtuigd dat ik op mijn achttiende ineens volwassen zou zijn. Zomaar, van de ene dag op de andere. Op de dag van mijn achttiende verjaardag, heel toevallig ook de verjaardag van mijn tweelingbroer, zou de overheid komen aankloppen, me een schouderklopje geven en mijn volwassenendiploma afgeven.

Dit was ook de periode waarin elke vrije minuut van mijn bestaan gevuld was met wat ik 'de Heilige Drievuldigheid van het introverte kind' noem: stripverhalen, tekenfilms en videospelletjes. Ik stond op met Rode-Ridderalbums, at met afleveringen van 'Donald Duck', en ging 'slapen' met Pokémon Emerald, dat ik stiekem onder de lakens nog uren en uren speelde.

Als vijftienjarige tiener begreep ik dat volwassenheid niet zo simpel was: niet enkel besefte ik dat de overheid helemaal niet aan mijn deur zou komen kloppen, maar ik realiseerde me dat volwassenen eigenlijk helemaal geen volwassenen zijn. Ze zijn gewoon kinderen met wat meer centimeters, verantwoordelijkheid en maatschappijdruk, die faken dat ze volwassen zijn tot ze het zelf beginnen te geloven. Fake it till you make it.

De Heilige Drievuldigheid was inmiddels aan haar secularisering begonnen. Johan van Horst werd vervangen door 'Joe Speedboot', 'Donald Duck' door 'Thuis' en 'Pokémon' door 'Call of Duty 327' of elke andere game die je geen rare blikken opleverde op de speelplaats. De mening van ukkepukjes van mijn leeftijd betekende toen, spijtig genoeg, vaak meer dan mijn eigen mening.

Op mijn tweeëntwintigste, een paar maanden na het begin van de coronacrisis, begon ik op te merken dat sommige mensen hun volwassenheid niet meer hoeven faken. Ze spreken over Foucault, vullen hun belastingaangifte in en gaan op tijd slapen. Eerst dacht ik dat het kind in hen compleet verdwenen was. Maar het is er nog: kleine verborgen stukjes kind, alsof ze verstoppertje spelen in het wonderbaarlijke geheel dat een mens is. Kleine gouden eilandjes die de ogen van mensen doen fonkelen als je er toevallig over begint, waar ze enthousiast en tegelijk licht ongemakkelijk over babbelen.

Door corona zochten we allemaal manieren om ons bezig te houden. In plaats van nog meer Harari, geschiedenisdocumentaires en 'Among Us', ging ik terug naar de Rode Ridder, naar Donald en naar 'Pokémon'. Ik doorzocht thuis de stofnesten naar verloren gewaande stripboeken, keek de oude tekenfilms op YouTube, en vond tweedehands gameconsoles die me terugbrachten naar mijn jonge zelve. Nu ik zelf min of meer volwassen begin te worden, merk ik dat ook de mensen waarmee ik een babbeltje sla net dat beetje enthousiaster reageren, wanneer we praten over onze nostalgische hebbedingetjes.

Als ik dus iets wil bereiken met deze hersenkronkel, is het dit: ga op zoek naar wat je blij maakte als kind. Je favoriete ontbijtgranen, dat ene boek dat je maar bleef lezen, of die oude knuffel die je stiekem nooit weg durfde te doen. Vraag aan je vrienden wat hen bezig hield, en geniet van de fonkel in hun ogen wanneer ze honderduit beginnen te vertellen. Je krijgt er het verleden niet mee terug, maar je toekomst wordt er een stuk knusser door.

0
Gemiddeld: 4 (3 stemmen)

Reactie toevoegen