Open Boek met Petra De Sutter: "de praktijk loopt achter op het wetgevend kader"

In deze rubriek stellen we open vragen aan proffen, waarop ze frank en vrij mogen antwoorden. Dit keer spraken we met Petra De Sutter, vice-premier en hoogleraar gynaecologie, over de LGBT-gemeenschap en de invloed van academisch onderzoek op beleidskeuzes.

Waarom moeten we in België nog strijden voor LGBT-rechten?

"We moeten een onderscheid maken tussen de wetgeving die wij hebben en de dagelijkse realiteit. Qua wetgevend kader zijn wij wereldwijd een beetje pioniers, dus dat is goed. Wat in de harten en hoofden van de samenleving gebeurt, daar is nog werk aan de winkel. We weten allemaal: er is discriminatie, maar ook verbaal en fysiek geweld. Er is ook een maatschappelijke tendens die mij verontrust. Kijk naar Hongarije en Italië, binnenkort misschien ook Nederland. Daar zijn nu partijen aan de macht die LGBT-rechten aan het terugschroeven zijn. Door Meloni zijn er nu vrouwenkoppels waar een van de vrouwen plots niet meer erkend wordt als de moeder van haar kind. We moeten waakzaam blijven ten opzichte van die evolutie in andere landen. België ontsnapt daar voorlopig aan, maar wij horen toch ook homofobe en transfobe uitspraken bij sommige politieke partijen. En wat je op sociale media vindt, is evenmin om vrolijk van te worden. We moeten opletten dat we de rechten die we verworven hebben, behouden. Dat is waarom we moeten blijven spreken over LGBT-thema's."

"We hebben het meemoederschap wettelijk omkaderd, maar niet het meevaderschap"

Vindt u dat de maatschappij, ondanks het breed wetgevend kader, nog steeds heteronormatief is?

"Op veel vlakken is dat niet het geval. Een voorbeeld waar dat wel zo is: we hebben het meemoederschap wettelijk omkaderd, maar niet het meevaderschap. Die heteronormativiteit zit vaak onbedoeld in allerlei systemen ingebakken. In de gezondheidszorg word je als holebi- of transpersoon de dag van vandaag nog altijd bewust of onbewust gediscrimineerd. We weten dat veel mensen er zelfs niet over durven te praten als ze bij de arts gaan, want ze zijn bang dat ze moeilijke vragen moeten beantwoorden. Volgens een onderzoek van MAG Jeunes is 36% van holebi- en transjongeren die bij de dokter gaat bang dat ze vreemd bekeken, beoordeeld en gediscrimineerd zullen worden. Door die barrière ligt de drempel voor goede zorg hoger voor die groep. De medische wereld is zich daar gelukkig van bewust, zoals het Europese project Health4LGBTI aantoonde. Medisch personeel zou graag beter opgeleid worden om de specifieke noden van die doelgroep te leren kennen. Je kan dezelfde vaststellingen doen in andere sectoren, zoals sport en onderwijs. Holebi-jongeren voelen zich op school minder veilig, zijn vaak het slachtoffer van pestgedrag door medeleerlingen en krijgen soms opmerkingen van leerkrachten. Leven we dus nog altijd in een heteronormatieve samenleving? Ik denk dat we dat misschien wel moeten concluderen."

Denkt u dat verder academisch onderzoek een stimulans kan zijn om bestaande instituties aan te passen, zoals in het verleden gebeurde met kunstmatige bevruchting en abortus?

"Absoluut. Je hebt drijvers en trekkers van zo'n agenda nodig. Het middenveld, activisten en de hele gemeenschap zijn onmisbaar. Anderzijds heb je ook academici nodig die open staan voor die thema's. Als we bijvoorbeeld iets willen doen aan het mentaal welzijn van holebi's, dan moet je weten waaruit je vertrekt. Je moet dat kunnen meten en je moet kunnen nagaan of een gekozen beleid het mentaal welzijn in die groep effectief verbetert. Ik ben zowel wetenschapper als activist, en het is goed dat we onderzoek gedaan hebben en dat we gepubliceerd hebben in wetenschappelijke tijdschriften om zulke agenda's vooruit te duwen. Dat creëert bewustzijn, ook bij politici die dan uiteindelijk de beslissingen moeten nemen. Academisch onderzoek en de maatschappelijke praktijk gaan hand in hand."

Toch is er een grote groep in de samenleving die eigenlijk niet meer luistert naar wat de wetenschap te zeggen heeft. Hoe krijg je ook hen mee in het verhaal?

"Dat klopt, covid heeft daar een invloed op gehad. Voor covid hadden wetenschappers meer aanzien en autoriteit. Tijdens de pandemie hebben we het beleid heel erg op virologen en epidemiologen gestoeld, maar voor een viroloog is het simpel: je sluit iedereen thuis op en het virus zal weggaan. We hebben na die eerste golf gezien dat we ook rekening moesten houden met andere aspecten. Een politiek besluit is gebaseerd op meer dan alleen een wetenschappelijk advies. Anderzijds, als we willen weten hoe het gesteld is met geweld tegen de holebigemeenschap, hebben we cijfers nodig. Ik denk dat onderzoek nog altijd de basis moet zijn van elke politieke beslissing. Dat mag, maar hoeft geen hightech laboratoriumonderzoek zijn, dat is sociologisch onderzoek, psychologisch onderzoek, dat is veldonderzoek. Ik hoop en ik ga ervan uit dat dat soort onderzoek niet in vraag wordt gesteld."

"Ook in het politieke bedrijf moeten we de wetenschappelijke methodes veel meer toepassen dan vandaag het geval is"

Speelt uw ervaring als arts en academica in het verleden nog steeds een grote rol in de beslissingen die u maakt als politica?

"Natuurlijk heeft mijn wetenschappelijke vorming mij heel erg beïnvloed. Kijk, ik zit in een politieke omgeving waar beslissingen genomen moeten worden. Als ik in het parlement hoor 'ja, maar ik ken iemand die …', dan gaat mijn haar rechtstaan. Eén casus is simpelweg niet voldoende om conclusies uit te trekken. De beginselen van de statistiek zijn nuttig om beleid op te baseren. Helaas, wat zien we vandaag? Dat degene die op Facebook iets zegt, 'want ik heb dat ergens gelezen', plots een expert is. Op sociale media wordt soms de grootste nonsens verteld. Je moet je informatie ergens op aftoetsen, en dat gebeurt ook in de politiek veel te weinig. Ook in het politieke bedrijf moeten we de wetenschappelijke methodes veel meer toepassen dan vandaag het geval is. In het Europese parlement (waar De Sutter zetelde vooraleer ze minister werd, red.) zijn evidence based policy making, impactstudies en evaluaties zeer normaal. Die traditie zorgt er misschien voor dat wetten er minder snel door komen, maar het maakt beleid wel een pak grondiger. Toen ik minister werd op het Belgische federale niveau, verwonderde het mij dat dat bij ons minder gebeurde."

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen