Bepaalt taal onze realiteit?

Loquor, ergo cogito, ergo sum. Ik spreek, dus ik denk, dus ik ben. Deze uitbreiding van het aloude gezegde houdt de psycholinguïstiek al decennia bezig. Maar klopt dat wel? Heeft de taal die je spreekt werkelijk zo'n invloed op hoe je denkt?

Waar anders kan je dit thema aanvatten dan bij de grootvaders van het linguïstisch relativisme? Edward Sapir en Benjamin Whorf voerden in de jaren 20 van de vorige eeuw onderzoek uit naar hoe structurele eigenschappen van taal een invloed uitoefenen op hoe mensen de wereld rondom hen waarnemen en hoe taal cultuur vormgeeft.

Vandaag bestaat de Sapir-Whorfhypothese uit verschillende vormen die doorheen de jaren onder invloed van voortschrijdend inzicht ontwikkeld zijn. De strengste variant staat bekend als 'linguïstisch determinisme'. Die stelt dat menselijke cognitie volledig bepaald is door taal. Het is misschien wat kort door de bocht, maar dat zou willen zeggen dat als je iets niet onder woorden kan brengen, het eigenlijk niet bestaat voor jou.

De Inuit hebben helemaal niet meer dan vijftig woorden voor 'sneeuw'

Zo zouden de Inuit door de semantische rijkheid van Inuktitut op perceptueel vlak effectief beter dan ons 'soorten sneeuw' kunnen onderscheiden van elkaar. Wij zouden de subtiele verschillen gewoon niet kunnen waarnemen, door een gebrekkige taal. Sapir zelf stelde zo ook dat de Hopi, een stam inheems aan het huidige Arizona, geen begrip van tijd hebben. Het licht van een nieuwe dag toont niet zozeer 'een nieuwe dag', als 'de terugkeer van het licht', omdat tijd voor de Hopi niet bestaat uit lineaire, telbare eenheden zoals bij ons.

Mooie verhaaltjes

Een terugkerend probleem met die strenge interpretatie van de Sapir-Whorfhypothese is dat concreet empirisch onderzoek die vaak stevig op zijn grondvesten doet daveren. Sommige talen drukken bijvoorbeeld tijd uit met ruimtelijke metaforen (zoals 'vooruitblikken' naar iets, of to 'push back' a meeting). Als hypothese verwacht je dan dat wanneer sprekers van die talen net een horizontaal georiënteerde beweging of ruimtelijke relatie aandachtig hebben verwerkt, dat ervoor zorgt dat zij zo'n tijdsuitdrukking sneller begrijpen. Of toch sneller dan wanneer men net een verticale beweging heeft waargenomen, dat met het taalaspect zou interfereren. Onderzoek daaromtrent is echter weinig eenduidig.

Een ander bekend voorbeeld betreft kleurwaarneming: oude stammen die een taal spreken met weinig kleurwoorden, zouden moeite ondervinden om licht verschillende kleuren te onderscheiden, juist omdat ze er geen woord voor hebben. Sommige onderzoeken lijken dat vermoeden te bevestigen, maar andere vinden dan weer geheel het tegenovergestelde.

Mensen lijken een zekere magie te willen toeschrijven aan taal

En eigenlijk is dat laatste een beetje de rode draad: initiële bevindingen lijken veelbelovend, maar onafhankelijke onderzoeksgroepen kunnen die vervolgens maar met moeite herhalen en bevestigen. Dat taal onze cognitie en realiteit voor honderd procent zou bepalen, is dus wellicht een te eenvoudige voorstelling van de werkelijkheid.

Trouwens, de Inuit hebben helemaal niet meer dan vijftig woorden voor 'sneeuw', zoals vaak gezegd wordt. Dat idee stamt onder andere af van het feit dat Inuktitut een polysynthetische taal is, wat wilt zeggen dat zinnen niet bestaan uit veel verschillende woorden, maar uit bijvoorbeeld een of twee woorden waarin veel betekenisvolle stukjes aan elkaar geplakt zijn. Zo wordt de zin 'ik ben blij om hier te zijn' vertaald naar 'quviasuktunga tamaanniinnama' – slechts twee woorden! 'Sneeuw' kan zo dus ogenschijnlijk als veel 'woorden' voorkomen (alhoewel de kwestie eigenlijk nog ingewikkelder is).

Taal zonder meer?

Taal bepaalt onze realiteit misschien niet, maar zijn er dan helemaal geen invloeden? Neem bijvoorbeeld oriëntatie in de ruimte. Sommige talen maken geen gebruik van ruimtelijke aanduidingen als voor, achter, links en rechts, maar enkel van windrichtingen. Het referentiepunt van richting staat dus buiten de spreker. Als je elke ruimtelijke verhouding, dus ook vorken ten aanzien van borden, moet aanduiden met een windrichting, is het belangrijk dat je te allen tijde je oriëntatie kent. Mensen die zulke talen vloeiend spreken, zouden dan ook een beter ruimtelijk oriëntatievermogen hebben, dixit onderzoekers aan het Max Planck Instituut.

Maar ook bij zulke zaken blijft een kritisch oog nodig. Fenomenen van dit genre worden veelal teruggevonden bij stammen die op traditionele wijze in afgelegen gebieden wonen. Als je leeft zoals je voorouders dat eeuwenlang deden, afgezonderd van anderen, is het logisch dat je cognitieve capaciteiten zich enten op klassieke vaardigheden als oriëntatievermogen in de ruimte. Het is dus niet zo duidelijk hoe dergelijke bevindingen iets kunnen betekenen voor de moderne mens.

Hoaxes alom

Er doen verschillende hoaxes de ronde over hoe taal je gedachten zou sturen of beïnvloeden. Een bekend geval is the bilingual advantage. Meertalige personen zouden een algemeen sterkere cognitieve capaciteit hebben. Meertaligheid zou je de magische kracht geven om beter te focussen en te multitasken, het zou je een hoger IQ opleveren, enzovoort. Sterk wetenschappelijk bewijs is hier echter niet voor, zo schreef ook professor Robert Hartsuiker, psycholinguïst aan de FPPW. Als het al waar zou zijn, veroorzaakt meertaligheid dan de betere cognitieve capaciteiten, of omgekeerd?

Je zou fobieën, tics, en zelfs bijziendheid kunnen verhelpen met taal

Neuro-linguistic programming is dan weer een populaire pseudowetenschappelijke hoax bij leiderschaps-'experts', hypnotherapeuten en bepaalde gym & crypto bro-achtige types. Het is Sapir-Whorf in essentie: door op een bepaalde manier te spreken, kan je andere personen of jezelf programmeren, daar jouw spraakpatroon als een soort Trojaans paard iemands hersenen binnendringt om er je werkelijke bedoelingen te veruitwendigen. Je zou gedragspatronen kunnen beïnvloeden, maar ook fobieën, tics en zelfs bijziendheid kunnen verhelpen met taal.

Opnieuw is daar jammer genoeg – vanzelfsprekend – weinig van aan. Opvallend blijft wel hoe mensen een zekere magie lijken te willen toeschrijven aan taal, alsof het danig speciaal zou zijn. Als je iets genoeg herhaalt, wordt het misschien werkelijkheid.

Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen