Een kunstbelijdenis

Het zijn examens, dus we mogen allemaal wel eens wat ontspannen in plaats van serieuze onderwijsartikels te lezen. Vandaar dit kortverhaal, om toch voor even in een andere wereld te kunnen zijn. 

Voor mij zou het altijd om liefde gaan. Niet eens de liefde voor een persoon. Neen, veeleer de liefde voor schoonheid, een soort adoratie die niet met het relationele te vergelijken valt. Een passie voor het esthetische, en dat zelfs in de mens. Voor mij zijn mensen ook kunstwerken. Er wordt zoveel tijd gestoken in het uiterlijk, waarom zou er dan niet naar gekeken mogen worden? Ik geef toe, soms voelt het wat raar om steeds naar mensen te kijken, maar ik kan er niets aan doen. Het gebeurt vanzelf, alsof een hogere macht mij dwingt mijn ogen open te houden voor schoonheid. Een hogere macht die zich ook weer gisteren liet voelen, toen ik op een terrasje genoot van een kop koffie en de zon, kijkend naar de kunstige passanten. Niet altijd even perfect natuurlijk, dat is onmogelijk, maar meestal is er aan iedereen wel iets moois. Een mooie neus, fijne handen, een perfecte baard, een stralende lach …  Als je het allemaal samen zou nemen, krijg je een collectie waarbij het Louvre verbleekt.

Een vredige ochtend in de zon met een koffie en een boek is eigenlijk het ideale begin van mijn dag. Het geeft me het gevoel op vakantie te zijn. Een kort moment van rust voor de rush van het alledaagse leven begint. Vaak geraak ik niet erg ver in het boek, een hoofdstuk maximaal. Ik raak gewoon steeds afgeleid. Een zachte stem, een uitmuntende loopbeweging, iemand die zijn lievelingsnummer speelt op de gitaar: ze halen mij stuk voor stuk weer uit mijn concentratie, en ik laat het gebeuren als een gewillig slachtoffer. Zelfs als het mij irriteerde, zou ik er niks aan kunnen veranderen. Geloof mij, ik heb het geprobeerd. Het is meerdere keren gebeurd dat mijn partner mij erover aansprak. Zolang ik bewonderend naar hen keek was er geen probleem, maar zodra die bewondering zich naar andere mensen richtte, ontstond er wrevel. Vandaar misschien de schaamte die ik voel als ik mensen die ik ken bewonder.

Eigenlijk was er maar één persoon waar ik oprecht voor probeerde te veranderen: Amalia. Zoals dat wel vaker gaat, was zij voor mij het begin en het einde. Ze was letterlijk beeldschoon. Ze deed me denken aan de Piëta, hoe ze een ongrijpbare droefheid uitstraalde. Voor de eerste keer in mijn leven wou ik meer dan enkel een bewonderaar zijn, ik wou verzamelen. Het was alsof ik in haar een kunstwerk zag dat ik moest bezitten, zodat ik het eeuwig opnieuw kon beleven. Het werd tegen me gebruikt. Ze trok me van de eerste 'hey' tot de laatste 'oké' mee in een wilde stroom aan belevenissen en emotie waaruit ik niet ontsnappen kon. Met haar zijn was alsof ik van een waterval viel, onzeker of er zelfs iets was om mij op te vangen. Soms huiver ik nog als ik een schoonheid zie die me aan de hare doet denken. Dat haat ik nog het meest, de herinneringen aan haar die me blijven kwellen en de macht die ze daardoor op mij uitoefent. Hoe die herinneringen ervoor zorgen dat mijn gewoontes gecorrumpeerd aanvoelen, een schim van hoe het vroeger was, toen ik me geen zorgen moest maken om wat een andere persoon dacht over mijn liefde voor.

Zie, daar passeert een paar lippen die geschilderd zouden kunnen zijn in de Sixtijnse Kapel. Doet me denken aan hoe haar wondermooie lippen trilden van woede als ik haar regels niet volgde. Hoe ze naar me schreeuwde als ze weer het gevoel had dat ik naar andere mensen keek. Hoe ze me kuste met de woorden: “Ik word alleen zo boos omdat ik echt van je hou.” Nee, ik wil hier niet aan herinnerd worden.

Ik breng de koffiekop naar mijn mond. De heerlijke geur vult mijn hoofd met fijnere herinneringen, naar luie zondagen in charmante Italiaanse koffiebars met dampende mokken zwart goud. Naar dagen voor haar. Herinneringen om de dagen met haar weg te spoelen.

Daar passeert een prachtig slanke nek, zoals die nek waar ik mijn gezicht in verstopte nadat ze me weer eens aan het huilen had gebracht. Die nek die ik zo vaak gekust heb, waarvan ik de zachtheid nog steeds op mijn lippen proef. Ik voel haast haar lichaam tegen het mijne, ik zie haast hoe het licht door de gordijnen binnensijpelt en ik hoor haast het gesmak van mijn lippen op haar nek.

Ik tegen haar, zij tegen mij. Zo leek het te zijn. Fysiek dan toch, maar vaker nog mentaal. Ik heb dat eigenlijk nooit gewild, maar ik voelde mij wel altijd alsof ik heimelijk alles opblies. Alsof ik degene was die, zelfs zonder het door te hebben, alles wat wij samen hadden kapot maakte. Daarom kan ik geen kunstwerken bezitten. Ik maak ze kapot. Of dat is mij toch wijsgemaakt.

Heb je ooit al eens geprobeerd om de essentie van je zijn te veranderen, enkel en alleen voor de persoon waarvan je houdt? Ik zou het niet aanraden. Het is verschrikkelijk. Je lijkt het zwaard van Damocles boven je hoofd te hebben hangen. Voortdurend sluip je rond op je tenen om maar niets fout te doen, geen geluid te maken. Dan gebeurt het.

Een vrouw met bloedmooi rood haar, een persoon met een kwade maar hypnotiserende blik, een jongen die voorbij wandelt terwijl de bladeren rond hem heen draaien. Een eierschaal breekt.

“Je weet toch dat zo staren naar vreemden even erg is als vreemdgaan?” Haar woorden slaan mij als gierende wind rond mijn oren. Ik kijk naar beneden. Het prachtige kunstwerk dat ik mij had toegeëigend is niet meer van mij. “Kijk naar mij als ik tegen je praat!” Een krop in mijn keel. Ik kijk op. Haar blonde haren zweven rond haar hoofd als de slangen van Medusa, haar ogen spuwen vuur. Ze kijkt mij recht aan en zegt: “Je bent een verschrikkelijk persoon. Nooit neem je genoegen met wat je hebt, vuile pervert. Niemand kan ooit houden van iemand zoals jij.” Met die woorden stormt ze weg. Het mooiste kunstwerk dat ik ooit heb gezien, zomaar verdwenen, en ik heb het zelf in brand gestoken.

Een zongekuste huid horend bij stralend blauwe ogen, ze kijken recht in de mijne en ik schrik op. In gedachte verzonken waren mijn ogen afgedwaald naar een nieuw kunstwerk. Niet perfect, maar die imperfecties maakten het kijken interessant. Zonder het goed en wel te beseffen houd ik mijn hoofd een beetje schuin om alles beter te kunnen bestuderen. Deze actie levert een glimlach op. Hij loopt naar mij toe. Shit, dat was niet de bedoeling. Kijk ik snel terug naar mijn boek? Te laat, hij heeft mij al zien kijken. Ik had mijzelf toch niet kunnen dwingen om terug weg te kijken. De lijnen in zijn lichaam zijn gewoon juist. Hij lijkt bijna te zweven tijdens het stappen, heerlijk lichte bewegingen. Ik voel mijn ogen zijn alles innemen, en ik schaam mij. Deze persoon moet zich enorm bekeken voelen. Ik zou het zelf ook niet zo fijn vinden als iemand op deze manier naar mij bleef kijken. Hij lacht. Erg vindt hij het duidelijk niet. Is dat geen slecht teken? Over het algemeen ben ik niet zo’n fan van mensen met een groot ego. Te laat, hij staat aan mijn tafeltje. Ik adem één keer diep in en uit voor zijn fraaie lippen zich van elkaar verwijderen.

“Hey”

0
Gemiddeld: 3 (1 stem)

Reactie toevoegen