Stop ne keer met uwe wuk, 't is wadde!

Dit artikel wordt niet ondertiteld

“Dialectologie heeft een beetje een imagoprobleem. Taalkundigen denken dat het hier een soort Aalsters carnaval is - dialect is plezant -, maar dat is taalgeschiedenis, natuurlijk.” En met het online gaan van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten betreden eeuwenoude woorden het digitale tijdperk.

In 1972 startte de Gentse Universiteit met de aanleg van een thematisch woordenboek voor de Vlaamse dialecten. Zesenveertig jaar en meer dan een miljoen woorden later gaat het project online. Tegelijkertijd neemt de universiteit afscheid van haar laatste professor Dialectologie, Jacques Van Keymeulen. Samen met Veronique De Tier, de coördinator van het project, verhaalt hij over molenaars en schippers, oerwouden en kamerplanten. “Het is ook niet dat we ouderwets zijn. We hebben een online database gemaakt. Daarin zitten 1,16 miljoen woorden. Met een half miljoen unieke woorden.”

Levenslange heringeld, levenslange gesjoareld

Ti moar een prente weh

Eerste verduidelijking: het Woordenboek van de Vlaamse dialecten gaat enkel over de dialecten van het oude graafschap Vlaanderen: het West-Vlaams, het Oost-Vlaams, het Zeeuws-Vlaams en het Frans-Vlaams. In Antwerpen wonen de Brabanders. Zelfs die beperkte oppervlakte blijft niettemin veel werk. Professor Van Keymeulen: “Dat is zeer veel werk. Te veel. Genoeg voor een heel instituut. Om een of andere reden is dat er nooit van gekomen. Wij hebben moeten doorboeren met subsidies van overal. Het was een heel gedoe. Dat is een van de redenen waarom het zo lang duurde. Soms waren we met misschien maar één of twee redacteurs, altijd maar op zoek naar geld. Daarom duurde het zo lang.”

Wat het project nog bemoeilijkte, was dat die paar medewerkers een volledig netwerk aan vrijwilligers moesten coördineren. “Maar weinig projecten hangen zo af van de medewerking van de bevolking als ons onderzoek. We hadden meer dan tweehonderdvijftig vrijwilligers. Alle gegevens moet je opvragen. Zoeken naar laag- of niet-opgeleide mensen die hun dorp niet hebben verlaten en daar ook getrouwd zijn. Dat zijn de echte sprekers van het dialect. Met het verloop van de tijd werden die steeds moeilijker te vinden. Op den duur moesten we in rusthuizen op zoek naar mensen die molenaar waren geweest. Dat was echt detectivewerk. Trouwens, om dat te begrijpen moet je eerst etnografisch onderzoek doen. Je moet eerst weten hoe een windmolen werkt vooraleer je die mensen kan ondervragen over de namen van al die onderdelen. Met die vakwoorden zijn we al gestopt in de jaren negentig. Geen tijd en geen geld. En die mensen stierven ook gewoon uit. We hadden een informant uit Oosteeklo die honderd vogels kon benoemen in het dialect. Zo'n mensen vind je niet meer.”

Natuurlijk is dat onzin, maar dat is het punt niet, je moet scoren

Pas ip vuo tengels

Naarmate de omvang van het project ons duidelijk wordt, stijgt onze verbazing over de moeite die het had om aan geld te geraken. “Om te beginnen heeft Dialectologie een imagoprobleem. Taalkundigen denken dat dit hier een soort Aalsters carnaval is. Dialect is plezant. Maar dit is taalgeschiedenis natuurlijk. Als je hen dat uitlegt, zien we er wel het belang van in, maar toch was het een hele taak om mensen te overtuigen. Sinds 2008 kregen we bijna geen subsidies meer. Het is een documentatieproject, er komt geen theorie aan te pas zoals in een doctoraat. En bijgevolg telt dat niet als wetenschappelijk werk, en krijgen we geen geld van wetenschappelijke fondsen. Tot 2008 kregen we die wel, maar nu universiteiten gefinancierd worden op basis van doctoraten en A1-artikelen krijgen we niets meer. We hebben gelukkig wel wat toegestopt gekregen van de Vlaamse overheid en de Nederlandse Taalunie, maar als je daar twee à drie jaar aan lonen mee moet betalen is dat vlug op. Dus moeten we leven van de kortetermijnprojecten. Dat is zeer vervelend: je kan geen permanentie opbouwen. Bovendien publiceren wij meestal in het Nederlands. Maar dat is de bedoeling niet van het huidige universitair model: je moet in het Engels publiceren om belangrijk te zijn. Ik ben zelf promotor geweest van het eerste Engelstalige doctoraat over een Vlaams dialect, dat van Maldegem. Ik weet niet welke Amerikaan zich daaraan gaat interesseren, maar om carrière te maken heb je dat nodig. Natuurlijk is dat onzin, maar dat is het punt niet, je moet scoren.”

De standaardtaal is een kamerplant: die moet je goed verzorgen en water geven. Dan heb je het oerwoud waar het echt interessant wordt: de dialecten.

‘T è tit dat ut is

Wetenschappelijk is de interesse voor dialect ook bijna compleet verdwenen. “Vroeger was dialectologie geen keuzevak, maar stond het in de centrum van de taalkunde. Dialecten zijn interessanter dan cultuurtalen op wetenschappelijk gebied. Als je taal als menselijk verschijnsel wil bestuderen is het dialect een oerwoud. De standaardtaal is een kamerplant: die moet je goed verzorgen en water geven, en die moet groeien en bloeien. Dan heb je het oerwoud waar zich alle interessante zaken afspelen. Dat zijn de dialecten. Tot de jaren 70 was dialectologie eigenlijk waar de dialectologen zich mee bezig hielden. Hier in Gent is die traditie 130 jaar oud: onze eerste professor Nederlandse Taalkunde, in 1890, was ook de eerste dialectoloog. De assistenten volgden allemaal hun leermeester op. Nu zou dat fraude zijn, maar dat geeft wel traditie en permanentie. Mijn taak was het om dat te digitaliseren en onder de aandacht te brengen, want ik ga op pensioen en ik word niet opgevolgd als dialectoloog. Die traditie verdwijnt in Vlaanderen. Toponymie was al verdwenen in het Nederlandse taalgebied en dialectologie is de volgende.”

De aandacht heeft zich verplaatst naar actuele taalkundige fenomenen: “We zitten in een periode van grote veranderingen: massamedia, betere scholing, migratie, tweetaligheid. Wat we tegenwoordig dus bestuderen zijn tussentalen. Er zijn er die dat ook dialectologie noemen, maar voor mij bestaat er toch een groot verschil. De traditionele dialecten zijn grotendeels verdwenen: daar wordt bijna geen les meer over gegeven. Maar ooit komt dat wel terug.”

0
Gemiddeld: 4 (1 stem)

Reacties

Bericht: 
Interessant en tevens pertinent. Als men een vrijwilliger zou zoeken om een heel klein steentje bij te dragen, graag. Marc VdP, Brabander

Reactie toevoegen