Wordt de publicatiedruk jonge proffen te veel?

“Jonge ZAP’ers hebben meer maatwerk nodig”

Aan vier faculteiten hebben tientallen proffen intussen al honderden publicaties op hun persoonlijke palmares staan, zo veel dat ze in sommige gevallen bijna meerdere publicaties per week schreven. Zijn het superhelden, of is er meer aan de hand?

In 2013 was 14 procent van de onderzoeken bij de arbeidsgeneesheer in Vlaanderen gerelateerd aan stress op het werk. Ook cijfers van ziekteverzuim stijgen elk jaar. Sinds ons artikel over psychosociaal welzijn in Schamper 553 heeft de Universiteit Gent heel wat stappen in de goede richting gezet voor het welzijn van haar personeel. Toch lijkt onze alma mater onvoldoende te hebben veranderd aan de publicatiedruk. Vooral voor jonge leden van het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP) blijkt die vaak nog erg hoog te liggen. Zij meten zich aan proffen die schijnbaar meerdere publicaties per week uit hun pen laten vloeien.

Opvallend is dat het grootste aantal professoren die elk meer dan 400 publicaties op hun naam hebben staan, in slechts vier faculteiten gehuisvest zijn. Zo zijn de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur, de Faculteit Wetenschappen, de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen elk meer dan vijftien professoren met zo’n groot aantal publicaties rijk. U vraagt zich vast af hoe die proffen dat voor elkaar krijgen.

Rode of zwarte cijfers?

Schoors

“We hebben, zeker in onze faculteit, een behoorlijk veeleisend kader voor de jonge mensen. Als je onze faculteit met de andere vergelijkt, krijgen we weleens te horen dat we lastig zijn. De normen liggen bij andere faculteiten een stuk lager. Dat maakt het inderdaad niet gemakkelijk voor jonge mensen”, meent professor Peter Vandamme, die als vakgroepvoorzitter van het Laboratorium voor Microbiologie verbonden is aan de Faculteit Wetenschappen. Vandamme heeft 600 publicaties op zijn naam staan. Van die 600 zijn 490 A1-publicaties (publicaties van deze laatste soort zijn het hoogst aangeschreven en vergen het meeste werk, red.)

"De Faculteit Wetenschappen heeft de reputatie lastig te zijn" - Vandamme

Professor Ducatelle, hoofd van het Laboratorium Pathologie bij Vee aan de Faculteit Diergeneeskunde van de UGent, die 888 publicaties op zijn conto heeft, reageert: “Gewoon een optelsommetje maken van de publicaties vind ik persoonlijk een te grote vereenvoudiging en een beetje naïef.” Ook professor Koen Schoors, hoogleraar aan de vakgroep Algemene Economie, en Roald Docter, hoogleraar aan de vakgroep Archeologie, die zich in het verleden kritisch opstelden tegenover de publicatiecultuur aan de universiteit, voegen hun bedenkingen toe. Schoors: “Het gaat niet om het totale aantal publicaties, maar om het aantal publicaties gedeeld door het aantal auteurs.” Aan sommige faculteiten hanteert men zogenaamde 'publicatietreintjes', waarbij naast de eigenlijke auteur(s) ook andere prominenten van de faculteit hun naam verbinden aan papers. Zo ontstaat volgens sommigen een inflatie van het aantal publicaties per professor. 

Toch vallen de cijfers moeilijk te omzeilen: er zijn verschillende redenen waarom er proffen zijn met een soms absurd hoog aantal publicaties op hun naam. De verhouding student/personeelslid verschilt sterk van faculteit tot faculteit, en van vakgroep tot vakgroep. Schoors licht toe: “Er zijn faculteiten waar er drie keer meer proffen werken dan er studenten zijn. Sommige onderzoeksgroepen bestaan uit 300 onderzoekers. Als je dat vergelijkt met de situatie op mijn faculteit, waar er meer studenten zijn per professor, kan je niet verwachten dat er evenveel gepubliceerd wordt.” Dit wordt beaamd door Ducatelle: “Als je zegt dat er faculteiten zijn waarbij mensen een heel hoge output hebben, dan kan dat gewoonweg zijn omdat ze alle tijd vrij hebben om aan onderzoek te doen.”

“What you measure is what you get”

Docter

“In de economie zeggen ze: ‘what you measure, is what you get’”, aldus Schoors. “Als je in A1-publicaties meet, verlies je al de rest.” De regels rond de hoeveelheid publicaties die je als wetenschapper hoort te behalen, hadden in het begin als doel om de academische wereld wakker te schudden. “Inmiddels is de slinger doorgeslagen. We kunnen dat niet blijven tolereren, want op die manier ga je veel kennis verspillen. Als we een universiteit willen zijn die alle kennisgebieden dekt op een geijkte manier, gaan we op een andere manier moeten beginnen meten.”

“De slinger is doorgeslagen” - Schoors

“Behoor je tot een klein groepje dat niet binnen de regels past, dan heb je pech. Zo simpel is het. Ik ben het ermee eens dat er regels nodig zijn, maar welke dan precies? Dat is geen gemakkelijke vraag. Je kunt de bouwstenen aandragen voor een alternatief, maar een volledig uitgewerkt alternatief is moeilijk”, legt Schoors uit.

Volgens Vandamme is meer diversificatie in jobomschrijvingen op individueel vlak dan weer een mogelijke oplossing: “Voornamelijk bij de jonge mensen moet er een dossier opgemaakt worden dat veel meer maatwerk is. Ik denk dat er ook moet gekeken worden naar wat de noden in de omgeving zijn van de ZAP’er die aan zo’n loopbaan begint, en ook wat de wensen zijn van die persoon. Dan kan er een soort contract gemaakt worden waarin beide partijen zich kunnen vinden. Wat verwacht wordt, moet duidelijk zijn in de vacature. Dan komt niemand er bedrogen uit.”

Toch mag de UGent hier volgens Vandamme niet te ver in gaan: “Voor een individu vind ik dat een goede zaak. Wij als instelling moeten er niet naar streven om heel veel mensen uit ons ZAP-korps in een voornaam onderwijsprofiel te sturen. Als universiteit en als onderzoeksinstelling is het te belangrijk dat een groot deel van onze mensen als goede onderzoekers actief moeten blijven. Wel zijn er specifieke noden, waar er echt mensen moeten aangeworven worden die een onderwijsprofiel hebben.”

Under pressure

Wie het heeft over publicaties, heeft het ook over publicatiedruk. Professoren Schoors en Docter hebben zich eerder al openlijk uitgesproken tegen de publicatiecultuur in Vlaanderen. Volgens Docter gaat het er in andere landen anders aan toe. In Spanje en Italië werken ze bijvoorbeeld veel meer in teken van een boek of congresbundel. Maar Ducatelle ziet geen probleem: “Als je begint aan een wetenschappelijke carrière, weet je dat je moet publiceren. Dat is daar inherent aan. Ik geloof niet in dat verhaaltje van te grote publicatiedruk. Het hele systeem stimuleert een norm van onderzoek en is de laatste paar decennia gegroeid naar internationale samenwerkingen en het vormen van netwerken.”

Volgens Ducatelle ligt het probleem dus niet bij een te hoge druk, maar bij een onjuiste manier van werken. Netwerken is de sleutel om met publicatiedruk om te gaan. Door samenwerkingen tussen verschillende laboratoria te stimuleren, raken wetenschappers betrokken bij elkaars onderzoek en dus ook bij elkaars publicaties, wat ook Vandamme beaamt. Zo wordt het volgens Ducatelle een stuk gemakkelijker je naam terug te vinden in de auteurslijst, en dat is volgens hem ook precies de bedoeling van Europees onderzoek.

Er zijn belangrijke verschillen tussen vakgebieden

Toch is er volgens professoren Schoors en Docter nuance nodig. Ook hier is het belangrijk in gedachten te houden dat er verschillen bestaan tussen vakgebieden. “De cultuur in de taalrichtingen is bijvoorbeeld nog steeds dat je zelf publiceert, in het teken van een boek”, vertelt Docter. “Daar werk je natuurlijk veel langer aan. Gelukkig is het wel zo dat boeken intussen meer worden gewaardeerd en als meerdere publicaties gelden.”

Vandamme betreurt net als veel van zijn collega’s dat hij voorrang moet geven aan publicaties, eerder dan bijvoorbeeld een stuk cursus te herschrijven: “Mijn papers worden niet meer geteld sinds ik hoogleraar ben, maar ik moet natuurlijk wel binnen mijn taakomschrijving blijven. Ik zou zeer graag eens een stuk cursus herschrijven. Ik zou meer tijd willen steken in het schrijven van grote reviewpapers, maar ik kan dat niet doen. Ik moet keuzes maken.”

“Voor alle duidelijkheid: ik vind het goed dat publicaties een rol spelen”, gaat Schoors verder. “Maar ik vind dat ze een te grote rol spelen. Het probleem is nu dat publicaties eigenlijk twee totaal verschillende doelen dienen. Het eerste doel is binnen je eigen vakgebied te excelleren en je te kunnen meten met andere mensen in dat vakgebied over de wereld. Een tweede doel is het verwerven van een groter deel van de interne verdeelsleutel en middelen.”

Deze zijn volgens de professor totaal contradictorisch: “Wat ik moet doen om een excellent econoom te zijn, is niet wat ik moet doen om een groot deel van de middelen van de universiteit te verkrijgen.” Docter gaat hierop verder: “Publicaties spelen kwantitatief een te grote rol. We zitten als onderzoekers in een spagaat. Het behalen van A1-publicaties zijn de ene poot van de spagaat. De andere poot is alles wat je los daarvan doet en niet wordt gemeten.” Dit wordt beaamd door Schoors: “Alles wat je los van die publicaties doet, weegt bijna niet mee, enkel als schouderklop.”

“Publicaties spelen een te grote rol” - Schoors

Over de onderzoeksethische kant is er ook het een en het ander zeggen. Wat mag je wel of niet publiceren? Wanneer mag iemand als co-auteur toegevoegd worden aan het lijstje bovenaan het artikel? Docter: “Wat onderzoeksethiek betreft, zit alles eigenlijk wel dichtgetimmerd. Daar zijn duidelijke regels voor. Maar als we die regels effectief toepassen op publicaties, blijkt al snel dat een groot deel van de regels niet toegepast wordt. Als ik naar mijn eigen dossier kijk, zullen er ongetwijfeld een paar publicaties tussen zitten die achteraf gezien niet helemaal voldoen aan de regels.”

Impactfactoren?

Een eventuele oplossing zijn impactfactoren. Door te kijken naar het aantal behaalde citaten van een wetenschapper vormt zich een duidelijker beeld over de kwaliteit van die paper. Zo kan er beter gekeken worden naar de capaciteiten van een professor en minder naar het aantal publicaties die deze aan de lopende band kan produceren. Maar volgens Ducatelle is ook deze manier gebiased: “Wat wil hoge impact eigenlijk zeggen? Dat heel veel mensen jouw artikel gaan lezen en er eventueel naar gaan refereren. Dus dat is eigenlijk wetenschappelijke navelstaarderij.”

“Impactanalyse is wetenschappelijke navelstaarderij” - Ducatelle

Ook papers die vaak aangehaald worden net omdat ze het slechte voorbeeld zijn en daarom worden geciteerd, krijgen een hoge impactfactor en kunnen volgens de professor voor problemen zorgen. Dit laatste wordt weerlegd door professor Schoors: “Slechte papers worden na een tijdje wel genegeerd of worden niet eens vermeld. De citaten zijn een redelijk goede maatstaf; als je heel veel geciteerd wordt, heb je iets bewezen.”

Follow the money

De rode draad doorheen het verhaal vormt het feit dat de publicatiecultuur verschilt van faculteit tot faculteit, terwijl de regelgeving daaromtrent te homogeen is. Schoors: “Elke faculteit moet exact hetzelfde bereiken: publiceren, excellent onderwijs bieden en de beste dienstverlening verschaffen. Op dit moment liggen er plannen op tafel om hier verandering in te brengen. Dat is goed nieuws. Zo ontstaat er meer heterogeniteit.”

“Vakgebieden veranderen hun gedrag naargelang de maatstaf” - Schoors

Ook voor de manier waarop de financiële koek verdeeld wordt onder de universitaire onderzoeksgroepen, geldt een te grote homogeniteit. “Bij de verdeling van financiële middelen moet je onderzoeksgebieden vergelijken die niet met elkaar te vergelijken zijn”, gaat Schoors verder. “Zo ontstaat er een maatstaf die nu eenmaal beter geschikt is voor het ene vakgebied dan voor het andere. Dit kan als negatief gevolg hebben dat vakgebieden waarbij de maatstaf minder geschikt is, hun gedrag gaan veranderen.”

Op de vraag wat een oplossing zou kunnen bieden, kent niemand het antwoord, maar iedereen kent langzaamaan wel de diagnose. Schoors verklaart: “Het probleem van de universiteit is dat het een zero sum game is. Je hebt een pot met geld en een groot aantal mensen om het onder te verdelen. Iedereen probeert vervolgens zodanig te trekken en duwen dat het in zijn eigen voordeel is.”

“Interne competitie moet afgeschaft worden” - Vandamme

Volgens Vandamme is het wegwerken van de interne competitie dan weer de sleutel: “Aan de Universiteit van Utrecht hebben ze de interne competitie voor onderzoeksgeld volledig afgeschaft. Die pot wordt nu centraal verdeeld volgens een aantal criteria. Na een aantal jaar wordt dat dan geëvalueerd, en wordt het bedrag bijgestuurd. Onderzoekers verspillen zo geen tijd meer aan interne competitie, maar worden veel succesvoller in het binnenhalen van externe gelden. Als we daar naartoe zouden kunnen gaan aan de UGent, zouden we een fantastische stap vooruit zetten.”

Wil je weten of je eigen prof bij de publicatietoppers hoort? Neem een kijkje op publicaties.schamper.be.

0
Gemiddeld: 5 (2 stemmen)

Reactie toevoegen