Het is zaterdagavond en ik zit veel te dure noedels te eten in het centrum van Oxford. Ik heb juist zo'n twintig minuten zitten overleggen met een vriendin wat we nog zouden kunnen doen met de rest van onze avond (tip: plan nooit iets met een filosoof) en ze heeft me net zover gekregen met haar mee te gaan naar de Oxford Union. Voor de mensen die niet iedere avond naar documentaires op Canvas kijken: de Oxford Union is een stokoude en zelfingenomen debateerclub waar iedere week een andere internationale bekendheid komt spreken. Stel je een kasteelzaal voor met een politicus of intellectueel op het podium en in het publiek de toekomstige politici en intellectuelen.
Ik ben niet zo'n grote fan van de hele Oxfordcultuur. Voor mij hoeft niet ieder gebouw afkomstig te zijn uit de 16e eeuw of hoeven de ogen van geportretteerde, dode intellectuelen niet in iedere gang op me neer te kijken. Ik voel me veel meer op mijn gemak in de lompe gangetjes van de Blandijn waar maatpakken even zeldzaam zijn als een stipte student. Het is dus waarschijnlijk overbodig om te zeggen dat ik een beetje sceptisch stond tegenover de Oxford Union.
Het onderwerp lag me ook al niet erg goed: een bespreking van de invloed van John F. Kennedy. Begrijp me niet verkeerd, het is niet dat ik Kennedy een slechte president vind of zijn leven oninteressant, maar een drie uur lange speech over iemand die je 'wel oké vindt', is problematisch. De sprekers waren een kers op de taart: Kerry Kennedy, een vrouw die al haar hele leven vecht tegen haar achternaam, en Jeffrey Sachs.
Bij de economie- of geschiedenisstudenten doet de naam Sachs waarschijnlijk wel een belletje rinkelen. Zo ook bij mij op die zaterdagavond, maar het was pas toen ik in die balzaal zat en zijn gezicht zag, dat ik me herinnerde vanwaar ik zijn naam kende. Professor Sachs is de econoom die toezicht hield op de herstructurering van de economie in Polen en Rusland na de val van de Sovjet-Unie. Het is waarschijnlijk alweer overbodig om uit te leggen dat hij dat niet erg goed heeft gedaan.
Dus daar zat ik dan in een luxueuze zaal met de man die verantwoordelijk was voor het casinokapitalisme die kwam spreken over een president 'die ik wel oké vond'. Maar wat volgde was een van de beste speechen over politiek die ik in mijn korte leven al heb mogen aanhoren. Levendige fragmenten van mevrouw Kennedy werden aangevuld met historische analyses van meneer Sachs en langzaam maar zeker veranderden ze mijn beeld van de allang dode democraat. Wat mij vooral trof was de beschrijving van de correspondentie tussen president Kennedy en Nikita Chroesjtsjov, leider van de Sovjet-Unie. Beiden schreven voortdurend brieven naar elkaar die door niemand anders gelezen mochten worden, zodat eerlijk en open contact tussen de twee mogelijk was. Wat de twee ook van elkaar mochten denken, ze waren zo gebrand op vrede dat ze hun verschillen aan de kant wouden zetten en een eerlijk gesprek wouden aangaan.
Toen meneer Sachs dat verhaal aan het vertellen was, lachtte mijn vriendin naar me met een slinks lachje alsof ze al had geweten dat hij dat zou zeggen. Ze had gelijk gehad in dat restaurantje; ik moest gewoon mijn verschillen even aan de kant zetten. "Told you so."
Reactie toevoegen