Het licht aan het eind van de tunnel

Bijna-doodervaringen: hallucinatie of teken van leven?

De laatste decennia krijgen bijna-doodervaringen veel aandacht van de wetenschappelijke wereld. Gaat het om een puur neurologische stuiptrekking of is het een bewijs van het bestaan van de ziel? Prof. Dr. Paul Boon, neuroloog in het UZ Gent, kan ons alvast wat meer vertellen.

Paul Boon

We hebben allemaal weleens verhalen gehoord van mensen die na een hartstilstand beweren een soort spirituele ervaring meegemaakt te hebben waarbij ze in aanraking zijn gekomen met een warm licht, innerlijke vrede of zelfs een ‘hoger iets’. We spreken dan van een bijna-doodervaring. Maar hoe zit dat juist in elkaar? Waarom genereren de hersenen zulke complexe ervaringen bij mensen die ‘dood’ zijn? Waarom zien zo veel mensen dezelfde dingen? Zijn bijna-doodervaringen een teken van leven na de dood of gaat het gewoon om hallucinaties? Wij trokken met onze vragen naar UGent-professor neurologie, Prof. Dr. Paul Boon.

“Een bijna-doodervaring (BDE) is eigenlijk een geheel van gewaarwordingen: vooral zintuiglijke, maar ook ‘ervaringen van’. Als ik zeg ‘zintuiglijk’, dan denk je aan iets horen, zien, voelen of smaken, maar het is vaak complexer dan dat. Het is een meer complexe gewaarwording, waar ook een emotionele factor bij kan komen kijken. Mensen beschrijven het als een tijd lang buiten westen te zijn en dan tegen de verwachtingen in toch terug te keren. Dit gebeurt doorgaans door een ernstige aandoening of een trauma waarbij iemand dreigt te sterven en er sprake is van een verminderd of afwezig bewustzijn.” Moeilijke kost dus, maar hopelijk kunnen wij met wat meer uitleg het licht over deze tunnel van complexiteit laten schijnen.

Beelden van de dood

"Het beeld dat we van de dood hebben, is oud. Wat nieuw is, is de moderne geneeskunde."

Hoewel de mens al eeuwenlang in alle culturen bezig is met de dood en wat erna komt, blijkt het fenomeen van de bijna-doodervaring vooral iets van de laatste decennia te zijn. Een verklaring hiervoor zijn de verbeterde reanimatietechnieken waardoor meer patiënten hun ervaringen kunnen navertellen: “In het Westen is er door de eeuwen heen veel nagedacht over ‘het leven na de dood’. We kennen het concept natuurlijk allemaal uit de christelijke, joodse of islamitische traditie: wanneer iemand overlijdt, gaat hij of zij naar de hemel of de hel, en is er een dissociatie tussen het lichaam, dat dood achterblijft, en ‘iets anders’ of ‘de ziel’, die verderleeft in een soort transcendente wereld. Dat is dus geen nieuw cultureel gegeven. Ook de oude Grieken en Romeinen hadden hun voorstellingen over leven na de dood.”

“Het beeld dat we van de dood hebben, is dus oud. Wat wel nieuw is, is de moderne geneeskunde. De reanimatietechnieken zijn sterk verbeterd en mensen overleven dan ook vaker moeilijke en levensbedreigende situaties. Daarenboven zijn er tegenwoordig onderzoekstechnieken waarmee je in feite in het brein kan kijken en de functie van het brein beter in het licht kan stellen dan voorheen. Dat is eigenlijk de reden waarom bijna-doodervaringen en out-of-body experiences veel aandacht krijgen: we hebben tegenwoordig betere technieken om die zaken te bestuderen. Behalve neurologen, artsen, neurochirurgen, intensieve artsen … zijn er natuurlijk ook andere mensen die zich daarmee bezighouden, zoals bijvoorbeeld psychologen en mensen die wetenschappelijk onderzoek doen in de neuroscience.” 

Zit het in mijne kop?

Dat de wetenschap geïnteresseerd is in dit fenomeen, is dus niet moeilijk te begrijpen. Er zijn meer bepaald twee grote wetenschappelijke stromingen die zich bezighouden met de BDE’s: de psychologische en de medische stroming. Het is interessant om stil te staan bij het verschil tussen hun invalshoeken.

“In de medische wereld proberen we de werking van een orgaan te onderzoeken door het net te onderzoeken als het niet functioneert. Als we weten dat er bij een blind persoon iets mis is met de ogen, kunnen we bijvoorbeeld concluderen dat we onze ogen nodig hebben om te kunnen zien. Hetzelfde geldt voor de hersenen: door te kijken wat er mankeert als er iets mis is met een deel van de hersenen, kunnen we achterhalen wat dat deel van de hersenen normaal gezien moet doen. Deze manier van werken is uiteraard erg waarheidsgetrouw, maar het is moeilijk om met deze methode ooit echte theorieën naar voren te brengen.

In de psychologie heeft men een vrijwel omgekeerde insteek. Psychologen proberen modellen naar voren te schuiven nadat ze een gezond brein onderzocht hebben. Die modellen worden dan ontkracht of verbeterd door andere psychologen en zo proberen ze een correcter model uit te bouwen.

Om tot definitieve kennis te komen is het dus nodig om twee methodes samen te voegen: feiten vaststellen aan de hand van een ‘ziek orgaan’, maar ook pogingen doen om die waarnemingen vast te leggen in een verenigd model. Aan deze universiteit hebben we een instituut voor neurowetenschappen dat specifiek gerund wordt door psychologen en artsen. Zo brengen we de sterkere kanten van psychologische en medische onderzoekstechnieken bij elkaar en proberen we elkaar te versterken."

Brein zoekt brein

Nu we het hebben gehad over de achtergrond, stel je jezelf waarschijnlijk de vraag wat zo’n bijna-doodervaring (BDE) nu eigenlijk is. Ergens kunnen we het fenomeen verklaren vanuit de pathologie. Een BDE lijkt uiteraard erg magisch, maar op zich is het een fenomeen dat perfect mogelijk is in het menselijke brein. Een out-of-body experience (OOBE), die vaak geassocieerd wordt met de BDE, kan bijvoorbeeld ook voorkomen bij mensen die niet bijna dood zijn gegaan.

Maar hoe kan dat nu? “Door een gebrek aan onderzoek, kon men hier lange tijd geen antwoord op geven, want het is moeilijk om een BDE te analyseren. Wanneer iemand tegen de verwachtingen in ontwaakt, zou je die holderdebolder naar de scanner moeten kunnen brengen, en onder een PET-scan schuiven. Dit gaat natuurlijk niet zomaar. Het is dus moeilijk om het ontwaken uit een coma op beeld vast te leggen. Maar voor out-of-body experiences lukt dat wel. OOBE kan je uitlokken door een externe stimulus te geven of door patiënten in een trance te brengen. Dan kan je de patiënt naar de scanner brengen en zien wat er gebeurt. Zo heeft recent onderzoek kunnen uitwijzen dat sensaties zoals een OOBE vooral een soort illusie zijn die gepaard gaan met veranderingen in de informatieoverdracht tussen de temporale kwab en de pariëtale kwab.”

De temporale kwab is het deel van onze hersenen dat verantwoordelijk is voor de analyse van waarnemingen, de pariëtale kwab is een soort van bibliotheek van onze hersenen die ons kan vertellen wat onze waarnemingen precies zijn. “Je moet het je voorstellen als een spelletje pictionary: de temporale kwab beeldt het woord uit dat de pariëtale kwab moet raden. Je kan je vast wel voorstellen dat een verstoring bij deze informatie grote gevolgen kan hebben, wat vreemde waarnemingen als een OOBE verklaart”, legt Prof. Boon uit. Een bijna-doodervaring of out-of-body experience is dan ook enkel mogelijk wanneer er nog hersenactiviteit is.

"De reanimatietechnieken zijn sterk verbeterd. Meer mensen kunnen een bijna-doodervaring navertellen."

In de scanner

Tot zulke inzichten komen is natuurlijk niet mogelijk zonder een sterke vooruitgang in de methoden en apparatuur om in het brein te kijken.

“Eerst en vooral hebben we de PET-scan (Positive Electron emission Tomography). Door het inbrengen van radioactieve stoffen zien we hoe die over de hersenen worden gedistribueerd. Dit is een goede manier om de functionaliteit van de hersenen te meten.”

Een ander handig instrument voor het scannen van weke lichaamsdelen zoals de hersenen, is MRI (kernspintomografie, Magnetic Resonance Imagery). “Deze methode is misschien wat eleganter aangezien we hier geen gebruik maken van radiologische stralingen, maar van een sterk magnetisch veld. Hierbij kunnen we door de patiënt onder de scanner te leggen - zonder die aan te raken of iets in te spuiten - bijvoorbeeld de verschillen in zuurstofconcentratie of doorbloeding in bepaalde gebieden van de hersenen zien. Op die manier kunnen we zien in welke delen van de hersenen er meer activiteit plaatsvindt dan in andere delen.”

Life Changing Events

Mensen die een bijna-doodervaring hebben meegemaakt, geven vaak aan het gevoel te hebben gehad tot hun essentie gereduceerd te zijn. Ze komen terug bij bewustzijn en voelen zich plots een ander persoon. Logisch, verklaart Prof. Boon: “Het zijn tenslotte life changing events. Je maakt iets zeer dramatisch mee en het loopt veel positiever af dan jij of je omgeving had verwacht. Op zich is dat al voldoende om je leven te veranderen. Maar ik kan me ook wel voorstellen dat wanneer mensen dood gewaand werden, er onderliggende neurologische oorzaken kunnen zijn die de functie van de mensen verandert, bijvoorbeeld opgelopen hersenschade. Dat zijn natuurlijk twee dingen die je uit elkaar moet houden.”

Of de neurologie volgens Prof. Boon ooit in staat zal zijn om het mysterie van de bijna-doodervaringen en de link naar het ‘leven’ of ‘bewustzijn’ na de dood te ontrafelen? Dat is een vraag naar bescheidenheid, vindt hij. “Als we beter willen begrijpen hoe het menselijk brein werkt, dan moeten we multidisciplinair samenwerken. Op die manier kunnen we vooruitgang boeken. Het is dan nog maar de vraag of de wetenschap ooit alles zal kunnen verklaren. Dit alles is immers paradoxaal: hoe meer je weet, hoe meer je beseft dat je niet veel weet.”

"Als we meer willen begrijpen hoe het menselijke brein werkt, dan moeten we multidisciplinair samenwerken"

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen