Kort

In mijn rafelende jeanszakken probeer ik de zachtheid van mijn lege handen te beschermen. Ik hoef geen moeite te doen om mijn gezicht in zijn natuurlijke plooi te houden. Ik ben heer en meester over mijn lichaam. De ogen van een jonge vrouw onderzoeken me vriendelijk wanneer haar weg naar vermaak mijn gebruikelijke pad kruist. Ze glimlacht alsof we iets met elkaar gemeen hebben, alsof zij en ik eenzelfde prettige avond tegemoet gaan. Ik loop gehaast verder, vertraag mijn pas zodra de vale gloed van de neonverlichting over mijn gelaat schijnt. Elke stap brengt me iets dichter bij het nachtelijke gedaante waartoe ik ben veroordeeld. Ik ben op zoek naar een uitweg die onvindbaar blijkt: twee treden naar omhoog vormen de enige richting. Ik duw de deur van de nachtwinkel open en haal mijn handen uit mijn zakken. Ik tel mijn laatste munten, terwijl ik op mijn beurt wacht. Ik speel op veilig. Tien diepblozende stuks, wikkel errond, volgende in de rij. Mijn gevulde handen verkleumen al terwijl ik me terug naar buiten begeef. Als een voorbode doet de kille wind mijn lippen in een grimas vertrekken. Slaafs slenter ik naar Halloween (31/10, Dentalia), voor een man als ik geen andere markt dan het Oktoberfest (24/10, VTK), de Openingsfuif Geneeskunde (25/10, VGK) of Filologica’s Oudezakkencantus (27/10, Filologica) vorige week. In de valse hoop er warm verwelkomd te worden, vervreemd ik noodgedwongen van mezelf. Ik versterk mijn grip en zet een afdwingend narrenmasker op, ik veins een onwetende nonchalance. Ik wil hen laten kijken, ruiken, kopen. Ik val op. In elke groep die ik benader, val ik op, maar mijn aanwezigheid wordt ontkend. Blikken staren door me heen, hoewel de schuddende hoofden verraden dat ze me kunnen zien, en hun levendige geklets opvallend voor minachtend gemompel wijkt. Een stevige hand grijpt me bij de schouder. Ik moet maken dat ik hier weg kom, en snel. Ik ben al weg. Het nachtdonker verbergt mijn gezicht zonder uitzicht. Ik moet moeite doen om het in zijn natuurlijke plooi te houden. Ik wil mijn handen in mijn jeanszakken verbergen, maar ze zijn vol en de rozendoorns prikken zich vast in hun zachtheid. Ze zijn heer en meester over mijn lichaam.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen