Kort

We wachten

We wachten. Mijn vader met zijn hoofd in zijn handen, mijn moeder aan de lege warme koelkast, mijn broertje en zusje hangend op het hoopje koffers met onze bezittingen in. Het is niet zo veel. Ik hoor de kraan in de badkamer boven lichtjes lekken. Heeft het altijd gedaan. Deed het ook vorige week, toen ik thuiskwam van de Bierbowling (10/10, Geeraard). Mijn vader probeerde in zijn boxershort, met de werkdoos aan zijn voeten, het lek te repareren. Zonder me aan te kijken zei hij in het Russisch dat er iets in dit huis stil zou getuigen dat hij hier ooit geweest was, en het verschil zou maken. Dat waren meer woorden dan ik hem in de afgelopen weken samen had horen zeggen. Al die beloftes en dromen die nooit realiteit geworden zijn. Ik viel in slaap bij het geluid van zijn zachte tikken. Mijn voorhoofd raakt het koude glas van de schuifdeur naar de tuin en ik kijk naar de onzichtbare luchtdeeltjes die ik niet kan aanraken. Lucht die ik nog gretig inademde op de Limburgse Avond (12/10, Limburgia), terwijl ik elk moment obsessief bewust beleefde. Nog vijf dagen. Nog vijf dagen. Buiten is nu verboden terrein. Daar mogen wij niet meer komen. In de verte hoor ik gejoel. Ik herinner mij dat het vanavond Bootcamp (17/10, Vlaamse Dierengeneeskundige Kring) is, dat vrienden op de Lezing van Jan Mertens (17/10 Jong Groen StuGent) zullen zijn en anderen op de Openingsfuif (17/10, Vlaamse Technische Kring). Ik zal net geland zijn. Afgezet. In een land waarvan ik de gebruiken niet ken, met verkeersborden in een taal die ik nooit geleerd heb. We wachten. Het huis voelt anders aan zonder onze kleren in de kasten en zonder onze borden op de tafels. Als een boom die zijn bladeren van zich heeft geworpen en nieuwe verwacht. Klaar voor een andere familie. Ons al vergeten. Voor het huis zitten we al in de auto op weg naar de luchthaven, zijn we al in ons nieuwe oude land, zijn we er nooit geweest. In de verte hoor ik gejoel en denk ik aan de mensen die ik niet ben en aan mijn broertje en zusje op de koffer, mijn moeder aan de koelkast, mijn roerloze vader. We horen een auto de straat indraaien. Die rijdt gewoon voorbij en iedereens gestokte adem vindt opnieuw zuurstof. We wachten. We wachten.

Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen