Prawns and punishment

Nacht van de vrijdenker: Simon Blackburn

God is dood en de mensheid aast op zijn vacature. Er is niets dat we niet kunnen weten en geen probleem dat we niet te baas kunnen. Behalve ethiek, op dat domein zitten we nog altijd even vast. Of is dat zo? Simon Blackburn, professor filosofie in Cambridge, stelt onze ideeën over ethiek in vraag.

We zeggen het niet vaak genoeg, maar eigenlijk mogen we trots zijn op onszelf. We mogen dan in een erg benarde situatie zitten als mensheid, maar we hebben het ook nog nooit zo goed gehad. De meeste wetenschappen blijven maar exponentieel groeien, onze levensstandaard was nog nooit zo hoog en zelfs sociaal gezien doen we het veel beter dan pakweg vijftig jaar geleden. Maar diezelfde vooruitgang hebben we niet gehad binnen het domein van de ethiek. Hoe komt dat? Deze vraag interesseert professor Simon Blackburn. Hij bespreekt de extreme opvattingen die vandaag de dag heersen in de ethiek en biedt een alternatieve theorie.

...en God beval het

Ja religie, ik weet het, oubollig niet? Dat is inderdaad wat je zou denken, wat moeten verlichte studenten nu aanvangen met een ethische theorie gebaseerd op religie? En toch is de morele opvatting bij veel mensen nog steeds hevig beïnvloed door dit bijna middeleeuwse idee.

Een terugkerend probleem binnen de moraal is vaak het gebrek aan een fundament. De meeste wetenschappen spreken over zaken die we kunnen waarnemen: appels groeien aan bomen en vallen daarna ook van de takken: biologie en fysica. Andere zaken zoals wiskunde bestaan duidelijk niet, getallen zijn slechts een uitvinding. Maar moraliteit is een probleem, wij voelen dat het moet bestaan, maar we kunnen het nergens echt waarnemen.

Mensen hebben daarom vaak het gevoel dat zo’n fundament van de moraal buiten de moraal zelf moet liggen. Meer bepaald gingen onze voorouders moraliteit toeschrijven aan God(en) en verwerken in hun religieuze overtuigingen.

“Er zijn echter twee vormen van religieuze verplichtingen,” zoals professor Blackburn ons zegt, “die beiden betrekking hebben op de verschillende functies van religie. Religie heeft een positieve en een minder positieve kant, het is erg belangrijk die twee van elkaar te kunnen scheiden bij een analyse van religies."

"Sommige regels zijn eerder sociale rituelen, bedoeld om de gelovingen te scheiden van de ongelovigen"

"Langs de ene kant kan religie verschillende deugden in de mens aanwakkeren. Het christelijk geloof focust sterk op vergeving en liefde en Islam betekent zelfs letterlijk dienen, een mooie eigenschap. Ze sturen ons dus in de richting van welbepaalde vormen van welwillendheid. Maar sommige regels zijn er ook eerder als sociale rituelen, die bedoeld zijn om de gelovigen te scheiden van de ongelovigen. Het laten groeien van je baard tot een bepaalde lengte heeft duidelijk geen ethische functie, maar dient eerder om andere gelovigen te kunnen herkennen. De Bijbel heeft zowel de tien geboden als een verbod op het eten van garnalen. Dat wordt zelfs twee keer vermeld."

"Die sociale rituelen zijn niet intrinsiek slecht, net zomin die ethische regels intrinsiek goed zijn. Beiden leiden echter tot een opdelen in groepen: goed en slecht, gelovigen en ongelovigen. Het is echter belangrijk ook als gelovige het verschil te voelen tussen de twee vormen van regels, we mogen geen sociale rituelen een rol laten spelen in onze ethische discussies.”

Gott ist tot!

"Ik ben ervan overtuigd dat alle religeuze teksten aan het eind van de dag menselijke teksten zijn"

Professor Blackburn gaat er echter niet vanuit dat er een God bestaat. “Ik ben ervan overtuigd dat alle religieuze teksten op het einde van de dag menselijke teksten zijn, dus geen openbaringen van een hogere heerser in de hemel. Zelfs als een godheid tot ons zou komen in de vorm van een tekst, dan zou die tekst nog altijd geschreven zijn in een menselijke taal en dus imperfect zijn. Voor mij is religie zeker geen antwoord voor het ethische vraagstuk, aangezien het bestaan van God zelf al een te groot vraagteken is, laat staan de ethische implicaties van dat bestaan.”

Dit brengt ons bij de andere kant van het spectrum, die eigenlijk evenzeer beïnvloed is door die religieuze opvattingen als die van de gelovigen zelf. De ethische relativisten en postmodernisten geloven dat er niet zoiets is als morele regels, enkel meningen. Dit is een erg populair idee in onze hedendaagse maatschappij.

“Het is een feit dat verschillende mensen verschillende morele opvattingen hebben, de christen vindt bijvoorbeeld dat dieren niet zonder verdoving geslacht mogen worden, terwijl de moslim ervan overtuigd is dat het zonder verdoving moet geslacht worden. De morele relativist maakt hier echter uit op dat omdat er meerdere opvattingen bestaan, dat er geen waarheid bestaat. Iedereen heeft zijn eigen waarheid en dé waarheid bestaat niet meer. Dat is echter een vreemde conclusie, het is niet omdat één persoon gelooft dat de Aarde rond is en de andere dat de Aarde plat is dat er geen waarheid meer bestaat."

"Iedereen heeft zijn eigen waarheid en dé waarheid bestaat niet meer. Dat is een vreemde opvatting"

"Maar behalve dit logistieke probleem stemt het ook niet overeen met de realiteit. Als zowel de moslim als de christen gelijk hebben, hoe kunnen we dan wetten opstellen omtrent het doden van dieren? Want dit gaat wel over een serieuze zaak, namelijk de dood van een dier. Wat postmodernisme doet is het ontkennen van de discussie. Dit kan uiteraard niet kloppen, want op het einde van de dag hebben de moslim en de christen nog steeds een conflict dat opgelost hoort te worden.” Postmodernisme is dus ook geen goed antwoord.

De mens is de maat van alles

Blackburn denkt echter dat we moeten stoppen dat fundament van de moraliteit buiten zichzelf te gaan zoeken, want een God gaan we duidelijk niet snel vinden. Voor zijn grote theorie moeten er geen almachtige Goden bestaan of moeten we niet de moraal, die duidelijk op de een of andere manier bestaat, in vraag stellen. De enige naar wie hij verwijst is een erg sterfelijke Schotse filosoof: David Hume.

“Hume was één van de eerste filosofen die geloofde in een human nature, een overlappende hoeveelheid kenmerken die van een mens een mens maakt. Onze morele waarden en normen zijn volgens Hume ook deel van die human nature. Vandaar dat de meeste mensen lijken te geloven in dezelfde idealen: vrijheid, gelijkheid, genot, rechtvaardigheid."

"Die morele opvattingen worden echter sterk beïnvloed door de context waarin mensen leven. Niet alleen religie, maar ook historische en culturele factoren bepalen sterk hoe mensen handelen in die bepaalde context. Denk maar bijvoorbeeld aan de Grieken die in een constante staat van oorlog leefden, uiteraard gaan die meer nadruk leggen op moed."

"En los daarvan is een ander probleem ook dat niet iedereen dezelfde feiten heeft. In onze samenleving zien wij een fundamenteel teveel aan verschillende en vaak contradictieve informatie. We kunnen ons dan de vraag stellen of mensen niet dezelfde opvattingen zouden hebben mochten ze ook dezelfde feiten hebben.”

Dit schetst uiteraard een heel ander beeld van ethiek. Als de moslim en de christen dus de volgende keer een discussie hebben over het slachten van dieren zouden ze zich beter eerst de vraag stellen waarom zij die opvattingen hebben en of zij wel in dezelfde feiten delen. Misschien dat er dan toch ethische vooruitgang mogelijk is.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen