Deze lezersbrief werd ons opgestuurd door Marijn Depraetere, student filosofie aan de Blandijn, in verband met ons huidige themanummer.
Ik rol de wereld in, de trein uit, het park door, de helling op en de Blandijnberg binnen. Ik heb geen veertig rovers nodig, geen ‘Sesam, open u!’: de schuifdeur opent zich spontaan voor mijn elektrisch aangedreven ambities. Hier, ben ook ik, welkom.
De nobele universitaire poging zowel gestructureerd als consequent de erfpacht van het durf-denken te interioriseren, werpt me geen windeieren. De meest complexe percepties van diepzinnige denkers worden in al dan niet bevlogen verwoordingen door passionele professoren de massa ingekneed, alles ondersteund met antieke egodocumenten en hun powerpoints. Ze beroeren mijn neuronen danig. Het is fijn deze virtuoze vrijheid te ontdekken. In míjn rolstoel kan ik denksprongen maken!
De Blandijnberg beloofde al vanaf het prille begin mijn habitat te worden, het thuis weg van huis, de veilige haven, de kritische kosmos, de vaste parkeerplaats waar ik mijn rolstoel achterlaat alvorens gelanceerd te worden in dat o zo onbegrensde durven denken. Het maakt nog altijd indruk op me als ik iemand spreek die effectief begrijpt waar ik het over heb. Polis, teleologisch, evolutief paradigma. Zelfs zonder veertig rovers roof ik vlotjes de woordenschat uit de Blandijnberg bijeen. Graaiend.
Vaak is het stimulerend in de berg te vertoeven. Sporadisch vonkt een wederzijdse blik die de berg tot leven wekt. Neurale connectie. Tintelingen. Jonge deernes die wegvluchten van grijzaards zoals ik. Het duurde even voor ik kon begrijpen hoe oud ik eigenlijk al ben. Het duurde even voordat ik begreep dat velen denken dat ik misschien al professor ben. Het duurde even voordat ik begreep hoe lastig het blijkt om contact te maken, om een reële connectie op te bouwen met die Ander rond me.
Een leven lang zoek ik dialectiek, een leven lang kon niemand repliceren. Begrijpen anderen me nu door gegraaide woordenschat? Misschien kunnen ze gewoon niet weg uit die colleges waar ik het woord overneem? Misschien zijn die anderen toch veertig rovers en begrijpen ze, want ze proberen te begrijpen, tot ze ook begrijpen.
Mijn tweede studentenjaar is half vervlogen en ik voel me nog steeds erg eenzaam. Net zoals vorig jaar heb ik er moeite mee om thuis de boeken open te doen. Ik mis er mijn dieveninstinct. De berg stroomt zo snel leeg na het leegroven. De Blandijnberg blijkt een kale kenniscontainer zonder cosy-corners. De berg echoot hol nadat men vlucht met de buit, wég van de berg. Iedereen genesteld, ergens waar mijn rolstoel nooit binnen kan. Mijn collega’s zochten er de dialectiek, en elkaar. Men citeert er Sartre om uit te leggen waarom ze zich niet vrij voelen. In de Blandijnberg blijk ik aan mijn rolstoel gekluisterd. Noch denksprongen noch Sartre kan mijn rolstoel trappen over tillen, hun vrijheid tegemoed. Dus reciteer ik, een holle dialectiek die me vanuit de leeggeroofde schatkamers terugkaatst als een vertrouwde echo: "Sesam, open u?"
Reactie toevoegen