De Vlaamse canon bestaat niet, désolé

Straten ruiken naar verse agenda’s en er lijkt meer te gebeuren dan een huis vol papiersnippers. De komkommertijd lijkt één van de vele zomerse herinneringen, en mijns inziens smeet Tom Lanoye die zomerdeur dicht. In een interview met de VRT, gepubliceerd op 26 augustus, stelde hij de discussie over een “Vlaamse canon” op scherp.

Sixtine Berard

“Als je kunst in een politiek keurslijf steekt, zit je op de rand van het fascisme”, liet Lanoye optekenen. En zoals het gaat in het huidige maatschappelijke klimaat, polariseerde het debat ogenblikkelijk. Belgisch verdriet! (Hugo Claus is mij bekend, ik ben nochtans geen “Vlaming”.)

Lanoye is niet zozeer bang van de canon, maar vooral van het mogelijke (en volgens hem zeer waarschijnlijke) misbruik ervan. Hij zegt dat die twee (de canon en het misbruik) twee aparte zaken zijn. Als de woorden van Lanoye moeten worden gelezen als “een canon is op zich wel chill, het gebruik daarvan echt niet, gast”, dan durf ik hem tegen te spreken.

Een canon is een heel subjectief gegeven. Dat je bij impressionisten aan witte mannen denkt is te wijten aan “de canon”. 

Een canon is een heel subjectief (dus gevoelig) gegeven. Dat je bij impressionisten aan witte mannen denkt is te wijten aan “de canon”. Want een canon is een verzameling, en geen schepping. De werken of gebeurtenissen die Bart De Wever en zijn volgers zouden willen zien verschijnen in de canon, bestaan al, hebben al plaatsgevonden.

En daar wringt het schoentje. Want De Wevers idee van een canon zou tweemaal kunst en geschiedenis bezoedelen. Een zelfgekozen lijst (met de nodige ideologische lading), die zou worden gebruikt 'in het kader van integratie van nieuwkomers in Vlaanderen', resulteert in een vreselijk nauw beeld dat een enorm fout idee schept van “Vlaamse kunst en geschiedenis”. De ongenuanceerde berichtgeving over een Vlaamse canon laat geen ruimte voor nuance. Hard-to-swallow-pill, maar een Vlaamse canon bestaat niet. Er ligt een rijke geschiedenis achter ons, waarbij iets soms ten onrechte stof ligt te vergaren en iets anders door puur geluk blinkt in schoolboeken. Die geschiedenis heeft waarde, maar moet geen roet gooien in wat voor ons ligt te blinken.

Er bestaan verschillende theorieën over de wisselwerking tussen kunst en maatschappelijke ontwikkelingen, maar het is zeker ongewenst gewaagd om te zeggen dat alle kunst ideologisch ongebonden is. Als je daar wat filosofie mee mengt rond (al dan niet bestaande) vrije wil, schept de kunstenaar altijd met (on)bewuste invloeden. Maar op het moment dat een invloed wordt opgedrongen aan een kunstenaar, zoals gebeurde in totalitaire regimes (waar Lanoye naar verwijst), verliest de kunst haar vrijheid en de maatschappij een kritische stem. 

Een Vlaams kanon dat wel bestaat

Er is gelukkig nog geen sprake van kunstacademies waar lessen zich zullen beperken tot boots-Permeke-na, geen uitgevers die enkel teksten mogen publiceren waar Streuvels in echoot. Maar als je pessimistisch kijkt naar de canon, is het een eerste aanzet naar het scheppen van een ideologisch kader rond kunst gemaakt in “Vlaanderen”.

Garanderen dat kunst een veilige plek blijft die op eigen tempo kan zweven in en rond de maatschappij, is een stevige vereiste voor de gezondheid van die maatschappij. De vrijheid die kunst en cultuur wordt gegund, kan worden gezien als een maatstaf voor hoe democratisch een land of instelling is. Dat opgedrongen keurslijf neigt dan niet enkel naar fascisme, maar ook tot monddoodheid. Kunst en beeldcultuur zijn sterke wapens. Je kan huilen voor een stilleven van Morandi en adrenaline voelen bij een keiharde performance. Je kan onbewust opgedrongen idealen opnemen en je kan overspoeld worden door een schadelijk maatschappijbeeld. Het waarschuwen voor de gevaren van afgesnoepte vrijheid der kunst is geen onderschatting van het kritisch vermogen van mensen, maar een gefundeerde angst.

Laat Claus en De Coninck het leven bezingen en bezinken. Er zijn genoeg Vlaams-nationalistische schrijvers die worden gelezen in (Vlaamse) scholen, er zijn te weinig middelen die bijdragen aan een inclusieve cultuursector.

Laat Claus en De Coninck het leven bezingen en bezinken. Er zijn genoeg Vlaams-nationalistische schrijvers die worden gelezen in (Vlaamse) scholen, er zijn te weinig middelen die bijdragen aan een inclusieve cultuursector.

Er is genoeg goesting om in dialoog te gaan met de maatschappij die je verwelkomt, er is te weinig zachtheid naar mensen op de vlucht toe.

Er is genoeg discussie over het zogenaamde linkse karakter van cultuur, er is veel te weinig aandacht voor discussies die productieve oplossingen bieden.

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen