Van een documentaire als bisnummer op een scherp bekritiseerd stuk, verwacht je meer dan een afgelikt promotioneel videowerk. En toch treedt 'Orestes in Mosul: the making of' niet in dialoog met de veelvuldige kritiek.
'Orestes in Mosul' past in het klassieke receptenboek van Milo Rau, artistiek directeur van het NTGent. Men tast de grenzen af van 'documentairetheater'. Men vermengt het met de autobiografische inbreng van de acteurs. Men boetseert voorgaande om punt 1 van het 'manifest van Gent' (geschreven door Milo Rau aan het begin van zijn NTGent-carrière) te bekomen, althans: die ambitie te tonen. De opening van dat theatermanifest stelt dat "het afbeelden van de wereld" niet meer volstaat. Nee, "de wereld veranderen", is het doel. Van een theatermaker die zichzelf erg ambitieuze eisen oplegt, lijken hoge verwachtingen gerechtvaardigd. Niets mis met een signature dish, wel met een gebrek aan zelfkritiek.
Niets mis met een signature dish, wel met een gebrek aan zelfkritiek
Het concept van 'Orestes in Mosul' is an sich al vatbaar voor discussie. Een Griekse tragedie wordt getransponeerd naar een fragiele (na-)oorlogscontext in Irak. Verhalen van de acteurs uit Irak worden gebruikt, licht vervormd, geïntegreerd in de megalomane onderneming om een 'gemoderniseerde' Oresteia te brengen. Toch staat er bij 'verhaal & concept': Milo Rau. Collectief auteurschap wordt dus heel selectief geïnterpreteerd, in het voordeel van Rau zelf. Hij wordt voorgesteld als de auteur van een verhaal dat hij niet zelf geschreven heeft.
Tot waar durft Rau denken?
Voor iemand die lof krijgt omdat 'hij aanzet tot discussie' − mijn keuze om redelijk consistent twee verschillende sokken te dragen ontlokt overigens ook discussie − toont de documentaire aan dat mooie woorden niet altijd kunnen verhullen wat fout loopt. In dit geval: een problematische machtsverhouding, die zich sluw vertaalt in heel wat facetten van 'Orestes in Mosul: The Making Of'.
De documentaire toont aan dat mooie woorden niet altijd kunnen verhullen wat fout loopt
Heel wat bezorgdheden rond 'Orestes in Mosul', en Milo Rau in het algemeen, werden al eerder neergepend. Onder meer in een (ongepubliceerde) open brief aan Milo Rau die circuleerde naar aanleiding van een UGent-eredoctoraat. De brief werd geschreven door studenten en alumni van de vakgroep theaterwetenschappen, en weerspiegelde twijfels van heel wat mensen 'in het veld'. Dat scherpe kritiek twee jaar later even relevant is, stemt even hoopvol als Marc van Ranst in de Afspraak. Niet dus.
Dat is lastig
De documentaire die onlangs verscheen op het gloednieuwe cultuurkanaal Podium 19, toont de making of van de voorstelling. Waar een kans lag om, in tegenstelling tot de voorstelling, wél een evenwaardigheid van stemmen te bieden, focust de camera op het witte team rond Milo Rau. Bij een scène waarbij acteur Johan Leysen een gruwelijke scène repeteert met de Irakese actrice, Baraa Ali, die Iphigenia speelt, voelt Ali zich even onwennig. Ze zegt tegen Leysen dat hij te dichtbij komt. De ploeg legt de repetitie even neer. Wat volgt is een zichtbaar geïrriteerde Johan Leysen, die stelt dat ze nu "het hele zaakje (sic) wil stoppen" en dat "het lastig" is. Er wordt niet gevraagd aan Ali hoe zij zich voelt, of ze erom gevraagd heeft deze scène zo te spelen. Of zij het lastig vindt.
De dichotomie tussen de éminence grise der Nederlandstalige acteurs waaronder Leysen, en de Irakese acteurs die meer als groep dan als individu worden behandeld door de camera, wordt verder uitgediept. Het is ironisch dat Milo Rau zich in een interview laat ontvallen dat "het Manifest van Gent (…) een sociale, duurzame, collectieve en democratische manier van theater maken beschrijft: afstappen van de technisch complexe bewerkingen van steeds dezelfde tien werken van de Europese canon en evolueren naar een nieuwe, gediversifieerde, globale canon", terwijl hij de sine qua non van een gediversifieerde canon niet exploreert. Dat is: wat als 'de norm' wordt beschouwd af te breken. En daar zijn Milo Rau, en de documentairemaker, niet klaar voor.
Het is, wederom, Leysen die zegt dat er "nauwelijks een (acteurs)traditie" is bij de Irakese acteurs. Met 'geen traditie' wordt waarschijnlijk bedoeld 'geen kennis van Europese acteertraditie'. Diversifiëring betekent niet: naar een niet-Europese context gaan en daar bewust en onbewust een eurocentrische norm opleggen, of verwachten. Dat is imperialisme. De sine qua non van een werkelijke gediversifieerde canon wordt niet vervuld. Want, zo stellen auteurs zoals Sruti Bala, dekolonisering van de canon vereist een invraagstelling van het gestelde kader over wat theater is en moet zijn, zoals die door 'het westen' als norm wordt gedefinieerd.
Bij de voorstelling in comfortabele Europese schouwburgen waren de Irakese acteurs niet aanwezig. Er was geen reisvisum verkrijgbaar, dus de voorstelling werd een collage van videobeelden en acteurs op scène: Susana AbdulMajid, Risto Kübar, Marijke Pinoy, Elsie De Brauw, Bert Luppes en Johan Leysen. Acteurs die wel uit Irak konden terugvliegen naar Gent. Maar de documentaire werd in Mosul gedraaid, en toch krijgen de Irakese acteurs dezelfde nevengeschikte rol als in de voorstelling − het reisvisum is hier geen excuus.
Respect voor acteurs moet wijken voor een slinger aan choquerende scènes
Het was in de voorstelling al duidelijk dat men niet oprecht geluisterd had naar de Irakese acteurs. Een hint naar hoe zij hun verhaal, of een ander verhaal, zouden willen vertellen zonder dat te doen onder het juk van De Blauwdruk Der Europees Theater (de Oresteia), ontbreekt volledig. Het ongemak van Irakese acteurs rond een homoseksuele scène, is niet verwonderlijk als je weet hoe IS homoseksuelen gruwelijk van het leven berooft. De 'bevoogdende houding' ten opzichte van dat ongemak, toont aan hoe respect voor acteurs moest wijken voor een slinger aan choquerende scènes.
© Pijn
De open brief beschrijft wat theoretica Sherene Razack met het "stelen van andermans pijn" bedoelt. Het lijden van 'de ander' wordt tentoongesteld (in dit geval: oorlogstrauma's) en toeschouwers voelen mee zonder het op zichzelf te moeten betrekken. Een soort zelfgenoegzaamheid met gebrek aan empathie. Habitués van Rau zullen het herkennen, uit een stuk zoals 'Familie', maar des te pijnlijker in een stuk zoals 'Orestes in Mosul'. En ook dat moffelt de documentaire weg. De acteurs lijken niet eens auteurschap te verkrijgen over hún pijn. Het gros van het proces lijkt te gebeuren onder de voorwaarden van Rau en zijn team. En áls er ontvankelijkheid is voor de kennis van de Irakese acteurs, wordt dat paternalistisch behandeld.
De acteurs lijken niet eens auteurschap te verkrijgen over hún pijn
Uiteraard beschuldig ik de Europese ploeg niet van foute intenties. En hoewel Milo Rau hier flink op de korrel wordt genomen, gaat dat niet om de persoon Milo maar om wat hij, als artistiek directeur, bejuweld regisseur, en witte man in oorlogsgebied, vertegenwoordigt. En als hij geen zelfkritiek kan uiten, doen wij het zelf maar. Want, zo stelt de open brief kristalhelder, door zichzelf niet in vraag te stellen "ontloopt hij hier de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan maatschappelijke verandering die urgent is voor de mensen op wiens pijn hij parasiteert".
De documentaire is een pijnlijk gemiste kans. Ik vraag me af hoe vaak Milo Rau zijn eigen manifest leest.
'Orestes in Mosul. The Making Of' is te zien op vrt.nu, tot 8 maart 2021.
Het is een werk van documentairemaker en cameraman Daniel Demoustier, op basis van een productie van NTGent, 'Orestes in Mosul'.
Reactie toevoegen