Bijzondere tijden, bijzondere statuten

Voor de ene zijn bijzondere statuten een lifesaver, voor de ander een buraucratische nachtmerrie. Voor UGent-directeur onderwijs Ilse De Bourdeaudhuij is het vooral een 'gelijkheidsbeginsel', ook in corona-omstandigheden.

"Bijzondere statuten maken het de betreffende studenten niet mákkelijker, het geeft ze evenvéél kansen als studenten die geen nood hebben aan een bijzonder statuut", vat professor Ilse De Bourdeaudhuij de relevantie van die statuten samen. Het grootste deel van bijzondere statuten wordt toegekend aan studenten met een functiebeperking: studenten met langdurige fysieke, mentale of zintuiglijke beperkingen. Alles wat met bijzondere statuten aan de UGent te maken heeft, staat in een hoekje van het onderwijs- en examenreglement met de welluidende naam 'artikel 25'.

Drempelbrekers

Ilse De Bourdeadhuij

Ook erkende topsporters (daar hoort sjotten bij FC Erps-Kwerps niet bij), professionele kunstbeoefenaars, studenten met een (UGent-)mandaat maken aanspraak op een bijzonder statuut en in het geval van uitzonderlijke sociale of individuele omstandigheden, studentondernemerschap en anderstaligheid doet artikel 25 tevens haar intrede. Die opsomming klinkt misschien als een gedeclameerde Excelsheet, en het is ook een puzzeltje. Toch is het vooral een belangrijke pilaar van inclusief onderwijs.

Bijzondere statuten zijn, zoals veel dingen in de volwassen wereld, bureaucratisch. Dat wonderlijke bureaucratische sprookje begint in een hoekje van de Codex Hoger Onderwijs, een decreet dat toepasbaar is op alle hogeronderwijsinstellingen in Vlaanderen. In die codex staat dat "studenten met een functiebeperking recht hebben op een redelijke aanpassing". Concreet (en begrijpelijk) wilt dat zeggen dat je recht hebt op zogenaamde 'faciliteiten' als je functiebeperking ervoor zorgt dat je minder kans hebt dan je medestudenten. Die faciliteiten zijn trampolines waardoor je over drempels kunt springen, die als compensatie werken voor je functiebeperking. Maar bureaucratie rijmt op procedure, of toch bijna, dus die springplank krijg je niet zomaar. 

Een wonderlijk bureaucratisch sprookje

Er wordt strikt gewaakt over de juiste attesten en voorwaarden die nodig zijn voor bijzondere statuten. Dat is op Vlaams niveau vastgelegd, vertelt De Bourdeaudhuij. Aan de UGent is het toekennen van de bijzondere statuten ietwat gedecentraliseerd: voor functiebeperkingen is een andere expertise nodig dan voor topsporters. Een ploeg van een viertal mensen zorgt bijvoorbeeld voor de toekenning bij functiebeperkingen, voor topsportstatuten geldt een ander aanspreekpunt en, logischerwijs, andere voorwaarden. "Een wielrenner die enkel koerst in de zomer, maakt geen aanspraak om winterexamens te verplaatsen, een student met een chronische aandoening wel", duidt De Bourdeaudhuij. 

Sommige mensen brommen, de meesten deugen

Wie al eens de commentaren leest onder een Facebookpost weet: mensen brommen. "Hoewel het draagvlak met de jaren is gestegen, zijn er op elke faculteit wel een paar proffen die klagen over bijzondere statuten. Maar dat is echt een kleine minderheid", vertelt de directeur onderwijs. Veel ruimte voor weerbarstigheid is er ook niet, zeker in het geval van niet-weigerbare faciliteiten; waarbij de ombudsdienst tussen kan komen als ze wel geweigerd worden. Dat blijkt echter amper te gebeuren, en zo zie je maar: bijna alle mensen deugen.

De invulling van de bijzondere statuten wordt permanent geëvalueerd door een horizontale werkgroep. Zo werd recent het coronastatuut in het leven geroepen. Specifiek biedt dit statuut een vangnet voor al wie ernstig wordt getroffen door uitzonderlijke sociale en/of individuele omstandigheden gelinkt aan de coronapandemie. Dat het woord 'uitzonderlijk' geaccentueerd wordt, blijkt ook uit het aantal studenten dat van dit statuut geniet. "Ik denk dat we er misschien honderd of hondervijftig hebben. Op 45.000 studenten is dat niets eigenlijk."

Wikken, wegen, improviseren

Toch is het dikwijls wikken, wegen en improviseren. In het tweede semester van vorig academiejaar werden alle studenten met een bijzonder statuut bijvoorbeeld in een lokaal op de faculteit geplaatst om hun examens af te leggen. "Dat was eigenlijk een soort noodoplossing om snel te kunnen realiseren dat al die studenten hun bijzondere statuut konden toepassen. Dat had voor- en nadelen", aldus De Bourdeaudhuij. Enerzijds bood deze flexibele beslissing duidelijkheid, anderzijds verenigde het allerlei studenten met zeer heterogene noden.

"Soms maken we het studenten inderdaad wat te moeilijk, en anderen maken we het misschien te makkelijk" – De Bourdeaudhuij

Daarom is er dit jaar gekozen voor een ietwat gereserveerde aanpak. Personen die konden genieten van extra tijd, legden hun examen ditmaal af samen met hun medestudenten. Enkel voor bepaalde studenten met specifieke examenfaciliteiten (zoals een verhoogd besmettingsrisico) werd er automatisch tegemoet gekomen door een alternatief lokaal te voorzien. Vele anderen botsten daarentegen, door het groeiende draagvlak, op heel wat drempels. "Natuurlijk is dat een beetje een evenwicht zoeken, omdat we niet willen eindigen met 10.000 studenten met een bijzonder statuut." Voor de grijswaarden tussen zwart en wit is de balans van tegemoetkomingen namelijk lastiger te bepalen. Contact met de lesgever is daarom dikwijls aangeraden. De Bourdeaudhuij en haar team zijn zich van deze problematiek bewust: "Soms maken we het studenten inderdaad wat te moeilijk, en anderen maken we het misschien te makkelijk. We proberen daar een goed evenwicht in te houden."

De nulde lijn

Verder tracht de dienst voor onderwijsaangelegenheden in te zetten op het aansterken van 'de nulde lijn'. Dat is het sociale kader rondom een student, bestaande uit ouders, medestudenten, vrienden, enzovoort. Deze insteek werd concreet gemaakt in veelzijdige initiatieven als 'Wel in je vel' en het participatieve Student@warmUGent. Kortom, uiteenlopende interventies om het welzijn van de student op te krikken.

Toch is het niet altijd voor de hand liggend om allerlei inclusieve aanpassingen door te voeren. Denk maar aan het probleempunt van beperkte rolstoeltoegankelijkheid, waar de werkgroep Gender & Diversiteit zich momenteel over buigt. Bij deze casus zijn zowel de hoeveelheid campussen (24) als de historische gebouwen die onder het erfgoedstatuut vallen belemmerend. Eveneens rijzen er nog andere moeilijkheden, zoals een financiering die niet evenredig meestijgt met de toenemende studentenpopulatie.

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen