Uitgevers van academische tijdschriften draaien jaarlijks miljarden euro's winst omdat mensen zich blauw betalen om enkele artikels te lezen. Aan de UGent krijg je gelukkig gratis toegang tot sommige tijdschriften, maar ook dat heeft zijn kost.
Stand van zaken
De uitgaven van de UGent aan de abonnementen op tijdschriften zijn aanzienlijk aan het stijgen. In het jaar 2022 gaf de universiteit iets meer dan 5 miljoen euro aan abonnementen uit. In 2023 steeg dit echter naar iets meer dan 8 miljoen euro. "De zogenaamde 'serials crisis', waarbij abonnementskosten voor wetenschappelijke tijdschriften veel sneller stijgen dan de beschikbare bibliotheekbudgetten, gaat eigenlijk al enkele decennia mee", vertelt de UGent ons. "Om die stijgingen te temperen, sluit de universiteitsbibliotheek van de UGent contracten voor meerdere jaren af, met als streefdoel een stijging tussen 1,5% en 3%. Dat lukt vaak, maar niet altijd."
Waarom kost dit zoveel?
Het grootste deel van de uitgaven gaat naar de elektronische abonnementen van deze tijdschriften. Een goede miljoen euro van het totaalbudget werd uitgegeven aan publicatiekosten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de APC's (Article Processing Charges). Dit is de prijs die een tijdschrift vraagt om een artikel te publiceren.
Veelal is het wel de onderzoeker die deze prijs betaalt, niet de onderzoeksinstelling, wat het zeer moeilijk kan maken voor kleine onderzoeksgroepen om hun werk in kwaliteitstijdschriften gepubliceerd te krijgen. Deze prijzen kunnen oplopen tot enkele honderden euro's. Voor de prestigieuze tijdschriften gaat dit zelfs tot in de duizenden euro's.
Als een artikel door een tijdschrift wordt geaccepteerd, en er typisch ook een smak geld is neergelegd, moet het artikel het peer-reviewproces doorgaan. Hierbij lezen andere experts het werk na, maar hier worden ze nauwelijks of zelfs niet voor vergoed. Op het einde van de rit mag de lezer dan nog eens zijn portefeuille legen om het artikel te lezen.
Een monopolie op kennis
Als dit hele systeem zo duur is, waarom werken we er dan mee samen? Het grootste deel van de academische uitgeverijen zijn in de handen van een zevental grote spelers, zoals bijvoorbeeld Elsevier, Wiley of Springer. Ze kunnen dus in principe het hele systeem naar hun hand zetten, en dat doen ze ook. Aangezien deze uitgeverijen ook nog eens over grenzen heen werken, is het moeilijk om er als individueel land iets aan te kunnen veranderen. Er zijn echter wel pogingen op het Europese niveau om hier iets aan te doen. Tegelijk blijft het moeilijk om deze gerenommeerde tijdschriften ervan te overtuigen om hun volledige verdienmodel te veranderen, en uiteraard lobbyen ze tegen verandering.
In 2023 gaf de UGent meer dan 8 miljoen euro uit aan abonnementen
We kunnen ons de vraag stellen of dit verdienmodel wel ethisch verantwoord is. Het meeste onderzoek aan onze universiteiten wordt financieel gesteund met belastingsgeld van de overheid. Hebben de belastingbetalers dan ook geen recht om dit onderzoek te kunnen lezen? Daarnaast zorgen de enorme hoge kosten ervoor dat kleinere onderzoeksgroepen of universiteiten meer moeite hebben om hun kennis te delen met de bredere wetenschappelijke wereld.
De impactfactor
Daarnaast is er ook nog de impactfactor: een cijfer dat de kwaliteit van een tijdschrift kwantificeert. Dit is geen goed meetmiddel voor de kwaliteit van een individueel artikel, aangezien dit op basis van het aantal citaties wordt berekend. Meestal zal een tijdschrift echter heel veel artikels met weinig citaties hebben en slechts enkele met heel veel citaties, die het gemiddelde sterk naar omhoog trekken. Dit gecombineerd met het feit dat impactfactoren sterk variabel zijn − omdat ze berekend worden op basis van de citaties van de afgelopen twee jaar − maakt van de impactfactor een ondermaats kwaliteitslabel.
Als je als onderzoeker wil dat je onderzoek gelezen wordt of fondsen krijgt, moet je vaak toch met deze impactfactor rekening houden. Als je niet in de 'beste' academische tijdschriften staat, is de kans immers kleiner dat je als onderzoeker 'gevonden' wordt.
Het grootste deel van de academische uitgeverijen zijn in de handen van een zevental grote spelers
Open Access
De laatste jaren wordt er veel ingezet op Open Access (OA). Tijdschriften hebben hier een uiteenlopende aanpak voor. Zo heb je bijvoorbeeld 'Gold OA'-tijdschriften waarbij er als lezer geen abonnementskosten zijn, maar de auteur wel de APC dekt.
Anderen kiezen voor hybride OA. Hierbij kan je als auteur kiezen om jouw artikel in een tijdschrift met abonnement toch vrij beschikbaar te maken door de APC te betalen. Toch gebeurt het dat tijdschriften zeer hoge APC's aanrekenen om een artikel open access te maken, om het vervolgens alsnog achter een betaalmuur te zetten voor de lezers. Zo tweemaal de kassa voorschotelen wordt 'double dipping' genoemd. Er bestaat ook 'Diamond/Platinum OA'. Hierbij betaalt noch de auteur, noch de lezer voor de artikels. Meestal zijn dit projecten die steunen op academische vrijwilligers.
Het komt ook voor dat vroege versies van de paper op een publieke database terechtkomen. Dit wordt 'Green OA' genoemd. Veelal gaat het hier om preprints van artikels en zijn ze dus nog niet peer-reviewed. In de fysica wordt al heel lang nagenoeg elke preprint gepubliceerd op de publieke database arXiv. Dit is zodanig verweven met de publicatiecultuur in dit vakgebied dat er vaak gelinkt wordt naar de arXiv-artikels in plaats van de website van de uitgever. Tijdens COVID kwamen preprints bovendien vaker voor, om sneller wetenschappelijke resultaten te delen in de medische wereld. Dit is ook overgewaaid naar andere disciplines.
De UGent zet zowel in op 'Green OA' als 'Diamond OA'.
Reactie toevoegen