Onderzoekers in Europa gebruiken jaarlijks 22 miljoen dieren voor wetenschappelijke experimenten. Vaak is dit van cruciaal belang voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Welke regels moet de UGent hierbij in acht nemen en waar liggen de ethische grenzen?
Het 3V-principe
De UGent erkent dat dierenproeven soms noodzakelijk zijn om vooruitgang te boeken in domeinen zoals geneeskunde en biologie. Ze zijn echter enkel aan de orde wanneer er geen alternatieven beschikbaar zijn. De universiteit volgt daarbij het zogenaamde 3V-principe: Vervanging, Vermindering, en Verfijning. Dit principe stelt dat dierproeven waar mogelijk moeten worden vervangen door alternatieven, het aantal proefdieren moet dalen, en dat de uitvoering van de proeven zo verfijnd mogelijk moet zijn om het lijden van de dieren te minimaliseren.
De UGent werkt met Ethische Commissies Dierenwelzijn (ECD's) die alle onderzoeksvoorstellen met dierproeven evalueren. Deze commissies beoordelen of de proeven voldoen aan de wettelijke vereisten en of het gebruik van dieren noodzakelijk is. Daarnaast moeten de onderzoekers die bij de UGent werken een verplichte opleiding volgen om hun kennis over dierenwelzijn te waarborgen. Een leuk wist-je-datje is dat sommige proefdieren dagelijks tien minuten knuffels krijgen om hun stressniveau te verlagen.
Sommige proefdieren krijgen dagelijks tien minuten knuffels om hun stressniveau te verlagen
Volgens de universiteit zijn de proeven soms onmisbaar voor de veiligheid van nieuwe behandelingen bij mensen. Dit geldt onder meer voor de ontwikkeling van vaccins, kankertherapieën, en onderzoek naar zeldzame ziekten. Ondanks de inzet op proefdiervrije alternatieven, zoals in-vitromethoden en computermodellen, is de technologie volgens de universiteit op bepaalde gebieden nog niet geavanceerd genoeg om dieren volledig te vervangen.
Muizen en transgenderbehandelingen
Het onderzoek van prof. dr. Dubois is een mooi voorbeeld van waarom we nog niet volledig afscheid kunnen nemen van proefdieren in de academische wereld. De onderzoeksgroep BaTE bestudeert de langetermijngevolgen van een gendertransitie aan de hand van muismodellen. Steeds meer kinderen starten een traject op met genderbevestigende therapie, waarbij de ene soort geslachtshormonen onderdrukt wordt en een aantal jaren later de andere geslachtshormonen toegevoegd worden. Deze hormonen hebben echter impact op verschillende delen van het lichaam, niet enkel op de geslachtsorganen. En het zijn net de brede waaier aan langetermijneffecten op het hele lichaam die nog onvoldoende gekend zijn. Door op de muizen hormonale manipulaties uit te voeren die de behandeling nabootsen, kunnen onderzoekers bestuderen welke invloed dit heeft op het latere leven.
Is er geen alternatieve manier om dit te onderzoeken? Neen. Muizen zijn voorlopig nog cruciaal om dit soort studies op te zetten. Enerzijds kan zo'n onderzoek niet 'in vitro' gebeuren, omdat het lichaam als systeem bestudeerd wordt. Anderzijds zijn deze muisproeven een essentiële aanvulling op studies bij menselijke proefpersonen. Het leven van een muis is een pak korter dan dat van een mens, waardoor we bij het onderzoek op muizen veel minder lang moeten wachten op de langetermijneffecten. Bovendien laten proefdieren toe om mechanistische en moleculaire inzichten te verkrijgen die nodig zijn om de huidige behandelingsstrategieën te verbeteren.
Na afloop van een experiment worden de meeste proefdieren geëuthanaseerd, op een manier die voldoet aan Europese richtlijnen. In sommige gevallen kunnen onderzoekers de dieren opnieuw inzetten voor andere experimenten. Het hergebruik van dieren is aan strikte voorwaarden onderworpen, waarbij de proefleider de nodige waarborgen voor het welzijn van de dieren moet aantonen. Dit omvat onder meer het benoemen van verantwoordelijken, het gebruik van scorelijsten en pijnbestrijding. Voor grotere dieren bestaat soms de mogelijkheid tot adoptie of opvang in speciale centra.
Toch nog werk aan de winkel
Hoewel de UGent transparant is over de manier waarop ze dierenproeven inzet, is er op nationaal niveau wel degelijk nog werk aan de winkel. Het gebruik van dieren in wetenschappelijk onderzoek is in ons land licht gedaald, maar in de EU plaatst België zich nog steeds in de top 5 van de lidstaten met het hoogste aantal dierenproeven die ernstig leed veroorzaken.
België plaatst zich in de top 5 EU-lidstaten voor ernstig dierenleed
Ook dierenrechtenorganisatie GAIA toont zich algemeen kritisch ten opzichte van dierenproeven in een wetenschappelijke setting. Volgens de organisatie laten onderzoeksinstellingen mogelijke alternatieven nog te vaak links liggen. "Een Europees rapport over proefdiervrije antilichamen beveelt bijvoorbeeld aan dat 'dieren niet langer gebruikt zouden moeten worden voor de ontwikkeling en productie van antilichamen'. In 2021 en 2022 werden in België echter in totaal 251 dieren gebruikt voor de productie van antilichamen, ondanks de beschikbaarheid van alternatieve technologieën", aldus de organisatie.
Verder schuift GAIA ons een recent rapport van Technopolis Group (een adviesbureau, red.) voor, dat de werking van de ECD's evalueert. Hoewel de auteurs van het rapport algemeen een positieve indruk hebben, wijzen ze toch op enkele aandachtspunten. Zo waren er in 2021 nog geen objectieve criteria om de competentie van leden te evalueren en bleek het voor sommige ECD's lastig om bij een grote toevloed aan projectaanvragen het volledige spectrum aan 3V-alternatieven te voorzien. "De snelle ontwikkeling van proefdiervrij onderzoek en de beperkte toegankelijkheid van relevante kennis bemoeilijken deze taak", voegt de dierenrechtenorganisatie daar nog aan toe.
Reactie toevoegen