Je kan geen enkele Vlaamse boekhandel binnenstappen zonder ermee geconfronteerd te worden: het zelfhulpgenre. Toch is het geen recent yuppiefenomeen, maar van alle tijden. De Romeinen waren er alleen veel beter in, zo bewijst Seneca in 'De tranquilitate animi'.
Het leven kan soms best wel klote zijn, erkende de filosoof in de eerste van zijn vele brieven aan zijn vriend, Annaeus Serenus. Die laatste leed aan een alledaags staaltje existentiële angst en had aan de stoïcijn gevraagd of hij hem geen advies kon geven. Wellicht doelde hij enkel op een goeie babbel onder een glas gerstenat aan de toog, maar Seneca trakteerde hem, behulpzaam als hij was, op een brievenreeks in vijftien thema's vol levenswijsheden. Het resultaat is 'De tranquilitate animi', een praktisch handboek voor een stoïcijn die plotseling overvallen wordt door de verpletterende druk van zijn eigen bestaan.
Het advies in dit dunne boekje is het equivalent van kippensoep voor de rusteloze ziel. Ontevredenheid met jezelf is volgens Seneca een kwaal die ontstaat uit verlangens die je niet durft te vervullen. Mensen vluchten er tevergeefs voor weg via doelloze reizen en decadentie, maar botsen uiteindelijk steeds weer op hetgeen waarvan ze hoopten weg te vluchten: zichzelf. Enkel zuinigheid en mate kunnen een weerwoord bieden. Het moge duidelijk wezen: aan citytrips en sociale media zou Seneca vandaag een broertje dood hebben gehad.
Sartre is voor seuten, voor echte filosofie moet je bij een stoïcijn zijn!
Het boek doet je inzien dat de menselijke natuur losstaat van tijdperk en continent. Of de mens nu een toga of een jeans draagt, hij blijft worstelen met dezelfde eeuwenoude lasten: twijfel, gepieker en onzekerheid. Seneca is meer dan een practicus pur sang, en heeft ook hier een onsterfelijk advies voor: laat je niet verlammen door zorgen die vaak louter hypothetisch of veraf blijven. Of zoals hij het zelf zegt: "Wie bang is voor de dood doet nooit werkelijk iets als levend mens."
Seneca staat sterk in de deelgebieden waar moderne filosofie soms steken laat vallen. Hij is pragmatisch ingesteld en vervalt niet in het vervelende zelfmedelijden waar een stroming zoals pakweg het existentialisme de grote en kleine problemen des levens mee aanschouwt. Daarbovenop is hij heerlijk helder. Je moet van hem geen krullerige stijlfiguren of vergezochte metaforen verwachten. Het boekje leest als een trein, bevat geen woord te veel en doelt zo trefzeker op de aandacht van de lezer dat die geen moment verslapt. Het was in het jaar 55 al duidelijk: Sartre is voor seuten, voor echte filosofie moet je bij een stoïcijn zijn!
Reactie toevoegen