Met één been in de vrijheid

De overgang van gevangene naar vrije burger is op zijn minst uitdagend te noemen. Hoe re-integreer je in een samenleving waar je zo lang geen deel van uitmaakte?

Het leven in de Belgische gevangenis is verre van aangenaam. Dat bewijzen de veroordelingen van de Belgische Staat door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Toch verkiest een meerderheid van de gedetineerden hun gevangenisstraf volledig uit te zitten in plaats van een voorwaardelijke invrijheidstelling.

Liever volledig vast dan half vrij 

De voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling is een belangrijk onderdeel van het huidige maatschappelijke re-integratiekader. Het kan gezien worden als een proefperiode. Gedetineerden krijgen, met toestemming van de rechter, de mogelijkheid om gradueel en onder strikte voorwaarden en elektronisch toezicht terug deel uit te maken van de samenleving. Ze moeten een vaste verblijfplaats en een job hebben, maar ook een sociaal reclasseringsplan uitvoeren om hun re-integratie te versterken. Dit alles wordt begeleid door justitieassistenten. Zij stellen een duidelijke planning op; de hele dag is tot in het kleinste detail gepland. De terminologie en procedure zijn afhankelijk van de duur van de gevangenisstraf. Gaat het over een gevangenisstraf van ​​maximaal drie jaar, dan spreekt men over een voorlopige invrijheidstelling. Bij een gevangenisstraf van meer dan drie jaar wordt de term voorwaardelijke invrijheidstelling gebruikt. In theorie is er dus een duidelijk re-integratiekader, maar waarom kiezen zoveel gedetineerden er dan voor om hun straf gewoon in de gevangenis uit te zitten?

De recidivecijfers zijn hoog

Directeur-generaal van het Gevangeniswezen, Rudy Van De Voorde, haalt aan dat het voor steeds meer gedetineerden aanlokkelijker lijkt om hun vrijheidsstraf volledig uit te zitten. Bij het vrijkomen zijn ze immers niet gebonden aan de strenge voorwaarden, opvolging en controle die bij voorwaardelijke invrijheidstelling komt kijken. Die evolutie moet ons zorgen baren. De recidivecijfers zijn hoog. Zonder begeleiding ontstaan scenario's waarbij mensen vrijkomen die geen plek hebben om naartoe te trekken, die geen sociaal vangnet hebben. Dat kan een serieuze bedreiging vormen voor de maatschappelijke veiligheid.

Recipe for success?

Daarom pleit Van De Voorde voor een duidelijker kader. In het huidige systeem botsen alle betrokken partijen op onzekerheid: de dader, het slachtoffer en de rechter. Hij ziet een 'vrijheidsstraf' in twee fasen: het fysiek uitzitten van de straf en een luik met controle, toezicht en begeleiding bij de re-integratie in de samenleving. Het kader dat de gevangenis biedt is redelijk kunstmatig. Het biedt niet de juiste voorbereiding om de samenleving opnieuw te betreden. Je kan niet voorspellen hoe iemand zich zal gedragen wanneer die structuur wegvalt. Zonder stevig sociaal netwerk, een (vooruitzicht op) huisvesting, financiële middelen en een job, wordt integratie een heel stuk moeilijker. Net daarom is post-penitentiaire begeleiding een essentieel onderdeel van de straf, de echte beproevingen liggen immers buiten de muren van de gevangenis.

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen