De maatschappelijke relevantie van cartoons

Zonder een karikatuur te schetsen

Een artikel is maar zo goed als de afbeelding die erbij staat. En geen enkele afbeelding springt zo in het oog als een cartoon. Maar wat is een cartoon eigenlijk? En wat is de relevantie van die schijnbaar vluchtig getekende afbeeldingen voor een krant?

In juni 2019 liet de Amerikaanse krant The New York Times (NYT) weten dat ze niet langer cartoons zouden publiceren in de internationale uitgave van hun krant. Aangezien eerder al een soortgelijk besluit werd genomen voor hun nationale uitgaves, kwam dit dus concreet neer op een ban op cartoons in de NYT. Cartoonisten van over de hele wereld lieten hun verontwaardiging horen over deze beslissing, die volgens hen neerkomt op censuur.

Om dit debat over de cartoonban breder te kaderen, is het nodig even stil te staan bij cartoons. Wat zijn deze karikaturale afbeeldingen, die soms een grotere impact lijken te hebben dan de genuanceerde artikels die ze artistiek begeleiden? En waarom is het verbod op cartoons een klap voor kritische journalistiek? Gelukkig heeft de UGent een rijke traditie aan serieus onderzoek naar cartoons. Daarom besloten wij twee masterproeven te gebruiken als bronnen voor onze zoektocht, namelijk 'Politieke cartoons en hun publiek' van Koen Destoop en 'Cartoons in het land van de anti-sovjets' van Jos Podevyn.

Schampers eigen poging tot een politieke cartoon

Definities uitlijnen

Vooraleer we kunnen ingaan op de relevantie van cartoons is het belangrijk dat we eerst bepalen wat een cartoon precies is. Niet iedere getekende afbeelding in een krant of tijdschrift mag zich zomaar een cartoon noemen. Daarvoor moet die eerst bepaalde eigenschappen hebben. "Een algemene definitie van cartoons is er niet," stelt Destoop, "maar doorgaans is een cartoon veel simpeler dan de gemiddelde afbeelding. Ook is er meer nadruk op overdrijving, zoals bij een karikatuur, en zit er telkens een boodschap van de cartoonist achter. Een afbeelding zoals een foto geeft de realiteit weer, een cartoon eerder een visie en die vervormt dus steeds de realiteit. Toch gaat een cartoon ook steeds over de actualiteit en probeert de cartoonist deze op humoristische wijze weer te geven."

Professor Devos verheft zich als een Gallisch stamhoofd boven zijn studenten

Cartoons zijn dus politiek beladen prenten die de realiteit op een karikaturale manier willen benaderen. Misschien passend voor de vaak humoristische functie van cartoons, berust ook het woord zelf op een spraakverwarring. Zo schrijft Podevyn in zijn masterscriptie: "Cartoon komt van het Italiaanse woord 'cartone', dat vaak gebruikt werd om te verwijzen naar de voorontwerpen van muurschilderingen. In 1843 hield men in het Britse parlementsgebouw een tentoonstelling van 'cartoons', toen dus voorontwerpen. Het magazine Punch maakte een satire over die tentoonstelling, waarbij ze hun eigen cartoons ontwierpen. Door een spraakverwarring ontstond zo de nieuwe betekenis van het woord 'cartoon'."

Vormen en maten

Nu weten we ongeveer wat een cartoon is, maar welke functie kan een cartoon precies hebben? Destoop maakt op dit vlak een onderscheid tussen drie soorten cartoons: "Allereerst zijn er analyserende cartoons, die hebben in de eerste plaats tot doel om informatie te verschaffen of zaken te verduidelijken. Daarnaast is het ook mogelijk dat een cartoon geen informatie wil overbrengen, maar commentaar wil geven op bepaalde informatie. Dan spreken we van becommentariërende cartoons. En ten slotte zijn er ook nog cartoons waarvan het doel vooral is om mensen (politiek) te laten handelen. Dat zijn agitatorisch-propagandistische cartoons."

"In cartoons is er minder plaats voor nuance" - Destoop

Volgens Destoop is het belangrijk dat we de cartoon vooral zien als een vorm van emotionele overtuiging: "Een louter informatieve cartoon bestaat volgens mij zo goed als niet. Er is quasi altijd een boodschap mee gemoeid, en deze is doorgaans emotioneel van aard. Omdat cartoons werken met beelden, waar veel minder ruimte is voor nuance, is er hier eerder sprake van een emotionele dan van een rationele argumentatie." Volgens professor Charles A. Hill is dit tevens de reden waarom veel studies lange tijd geen interesse getoond hebben in cartoons.

Beeldspraak

De emotionele lading in cartoons leidt tot een specifiek probleem. Zoals Destoop het zegt in zijn masterproef: "Een cartoon is enkel zo invloedrijk als de mate waarin het publiek de cartoon kan begrijpen en participeert in het gegeven argument." Daarom is het dus nodig dat de cartoonist een hoeveelheid herkenbare beelden op zo'n manier samenstelt dat het publiek de betekenis kan begrijpen. "Voorts is het zo dat iedere lezer een eigen interpretatie kan geven aan een politieke cartoon naargelang de politieke voorkeur, interpretatieve behendigheid en een heleboel andere factoren."

Naargelang je standpunt zul je een andere betekenis zien

Om deze vrij abstracte uitleg een beetje te concretiseren, gebruiken we een cartoon die verscheen in de vorige editie van Schamper. Bij een artikel over tussentijdse proeven werd toen deze cartoon van Carl Devos geplaatst. Mensen die de tussentijdse proeven een slecht idee vinden, lazen deze cartoon vast als een spotprent: professor Devos die zichzelf boven zijn studenten verheft als een soort Gallisch stamhoofd. Voorstanders van de tussentijdse toetsen hadden dan weer een minder ironische lezing van de cartoon: voor zijn goede ideeën verdient Devos het om als een stamhoofd rondgedragen te worden. Beide interpretaties steunen op het feit dat de lezer zowel het hoofd van professor Devos, als de personages uit Asterix herkent.

Stereotypes

Volgens Podevyn zijn er ook gevaren verbonden aan deze manier van communiceren: "Cartoons zijn altijd een vorm van codering: losse afbeeldingen en tekens worden samengeplaatst om zo een boodschap over te brengen. Die codering brengt echter een groot gevaar met zich mee. Het gebruik van symboliek, een belangrijk middel van de cartoonist, werkt namelijk stereotypie in de hand. Die stereotypie is een systematische verwarring van het afgebeelde met de afbeelding." Zo worden moslims gelijkgesteld aan de afbeelding van mannen in lange kleden en baarden, en stellen we Donald Trump gelijk aan eigenschappen die hij enkel in cartoons heeft.

Een cartoon waarin Bart De Wever nogal stereotiep wordt afgebeeld

Ondanks het feit dat Destoop dit gevaar van stereotypie niet ontkent, ziet hij hierin echter geen reden om een cartoonist te censureren: "Ik vind dit geen groot probleem. Het is eigen aan de karikatuur dat die bepaalde zaken probeert te overdrijven. Persoonlijke kenmerken van iemand uitvergroten is geen probleem, maar bij een groep mensen wordt dit soms wel als problematisch gezien. De cartoonist gaat vaak op zoek naar het meest herkenbare en vergroot dat uit om zo duidelijk mogelijk te zijn. Zoals men bijna altijd een Fransman met baret en stokbrood zal tekenen. Duidelijke grenzen zijn er niet."

Censuur aflijnen

Als het over censuur gaat, verschillen Destoop en Podevyn sterk van mening. Destoop vindt censuur sowieso not done als het gaat om cartoons: "Alle vormen van censuur vind ik onterecht en contraproductief. In censuur huist er ook een paradox: datgene wat je probeert te verbieden, zal altijd juist daardoor bekend worden. Iedereen moet zijn eigen oordeel over de cartoon kunnen vellen. Een cartoon heeft volgens mij de bedoeling om het debat open te trekken. Daardoor wordt de cartoonist een soort columnist. En ik vind dat die door de staat noch door de krant gecensureerd mag worden. Cartoonisten doen al aan zelfcensuur en dat lijkt me voldoende."

"Voor mij is de cartoonist een journalist"- Podevyn

Podevyn denkt echter dat censuur part of the game is. "Voor mij is de cartoonist een soort journalist, al zijn er belangrijke verschillen. Journalisten maken hun boodschap expliciet en genuanceerd, terwijl de boodschap van cartoons vaak eerder impliciet is en neerkomt op één duidelijke kreet. Daardoor krijgt binnen de redactie de cartoonist vaak veel meer ruimte dan andere journalisten. Toch draagt die, net zoals de andere journalisten, een verantwoordelijkheid door de grote impact die hij heeft. De cartoonist kan niet zomaar alles tekenen. Niet alleen is het logisch dat een krant selecteert welke cartoons ze geschikt vindt, maar cartoonisten doen vaak ook aan zelfcensuur.

Trump en Netanyahu

Een mooi teken van de vrijheid die Schamper geeft aan cartoonisten

Dat brengt ons ten slotte bij de beslissing van de NYT om geen cartoons meer te publiceren. Dit besluit volgde na een antisemitische cartoon in hun krant, waarin de Israëlische premier Benjamin Netanyahu werd afgebeeld als een hond aan de leiband van baasje Trump, die zelf een keppel droeg. Volgens veel cartoonisten wereldwijd, zoals Martin Rowson, is dat alsof je columns in je krant zou bannen na het publiceren van één slechte column. "Cartoonisten zijn altijd de eersten die een krant zal laten vallen, dat is altijd al zo geweest." stelt Rowson, "Maar dat de NYT dit na één ranzig geval doet is toch veelzeggend. Cartoonisten zijn als kanaries in een koolmijn, als ze achter ons aangaan weet je dat de politiek giftig wordt."

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen