Drie sitroenen, graag

Column

Onlangs raakte ik weer eens in een discussie verwikkeld over de voor- en nadelen van de beregelde taal. Grammatica, syntaxis en bovenal spelling: ze worden vastgelegd in regels die uiteindelijk maar conventioneel zijn, en in zekere mate zelfs arbitrair. Heeft het dan zin, zo merkte mijn gesprekspartner terecht op, om deze ‘regels’ nauwgezet te volgen, als ze soms amper nog stroken met de natuurlijke, gesproken taal? Een zekere mate van uniformiteit in het taallandschap is natuurlijk noodzakelijk, willen we nog kunnen communiceren. Maar de fouten die leerkrachten, academici en andere taalfanatici de wenkbrauwen doen fronsen, zijn zelden van zo’n aard dat ze de simpele overdracht van informatie onmogelijk maken. Het zijn vaak kleine en in feite onbelangrijke zaken: de klassieke dt-fout, een gebrek of teveel aan hoofdletters en recenter het los schrijven van woorden die toch echt wel een samenstelling vormen.

Juiste taal is niet juist omdat ze mooi is, ze is mooi omdat ze juist is

Men zou kunnen opwerpen dat de bijna maniakale manier waarop sommigen met taalcorrectheid dwepen voortkomt uit een respect voor traditie. Hypothese: we volgen de regels simpelweg omdat onze voorouders ze ook volgden. Een taal is echter altijd in beweging, en zich vastklampen aan oude regels die de nieuwe taal niet meer reflecteren, is geen goed idee. Een blik op het Engels – beroemd om de enorme kloof tussen klank en letter – zou moeten volstaan om dat te bewijzen. Dit is dan ook niet de route die de Taalunie in het verleden volgde (anders zou citroen misschien toch wel ‘sitroen’ geworden zijn in de hervorming van 1994).

Er ligt een zekere voldoening in het collectief volgen van regels

Nee, noch de noodzaak aan heldere communicatie, noch het respect voor onze taalgeschiedenis zijn afdoende om onze fascinatie voor correcte taal te verklaren. Er schuilt een diepere reden in de harten van regelliefhebbers: een drang naar schoonheid. Het is diezelfde schoonheid die Leni Riefenstahl in haar 'Triumph des Willens' probeerde vast te leggen, die de correcte zin voor ons mooi maakt – een gevoel los van ideologie of inhoud, maar gevormd door herhaling, regelmaat en gehoorzaamheid. Ja, er ligt een zekere voldoening in het collectief volgen van regels! Juiste taal is niet juist omdat ze mooi is, ze is mooi omdat ze juist is – of beter: omdat we gezamenlijk geloven dat ze juist is. Zonder dit verbond, deze afspraak die beslist wat wel mag en wat niet, zou deze schoonheid gewoonweg niet bestaan.

Is het dan gevaarlijk om zich aan de genoegens van de regelschoonheid over te geven? Misschien wel, Riefenstahls voorbeeld spreekt boekdelen. Hoewel ze het zelf nooit toegaf, moet er toch iets van de nazi-ideologie op haar hebben afgewreven. Op dezelfde wijze raakt de purist er wellicht van overtuigd dat er zoiets bestaat als fundamenteel correcte taal. Maar de volgende keer dat iemand je ‘heet’ toe mompelt als je ‘noemt’ zegt, toon toch wat begrip.

0
Gemiddeld: 1 (1 stem)

Reactie toevoegen