Ik keek in de spiegel en vroeg de mening van een vriendin. “Je ziet er vrouwelijk uit, maar professioneel”, zei ze. Ik fronste. “Vrouwelijk is toch goed, niet?” Ik ging akkoord, maar mijn frons bleef nog even hangen. Als de delen van een tweeledig compliment vasthangen met een ‘maar’, is het de ‘maar’ die blijft hangen. Het is een woord dat duidt op een tegenstelling, alsof de twee leden niet samen horen. Soms duidt het ook op een bedenking. “Het is aantrekkelijk, maar gaan mensen niet staren?” Deze bedenking bleek waarheid te bevatten. Naar het einde van de avond werd er gestaard, gekwijld en ongewenst bepoteld. Ik hoop dat ik een open deur intrap als ik vertel dat de diepte van mijn décolleté en de golven van mijn heupen hier geen excuus voor vormen.
"Als de delen van een tweedelig compliment vasthangen met een ‘maar’, is het de ‘maar’ die blijft hangen"
Er is geen twijfel aan dat we van ver komen wat kledij betreft. Wat we vandaag graag doen en dragen, is veel minder verbonden met ons geslacht dan vroeger. Ons taalgebruik toont echter aan dat het toch nog niet zo vanzelfsprekend is als we zouden hopen. Zinsconstructies die insinueren dat je het ene bent en 'toch' het andere doet, je iets draagt 'maar' een bepaalde hobby hebt, verraden ons. Ons, want ook ik ontsnap hier niet aan in mijn spreken en schrijven.
De suggestie valt al eens dat ik mijn kledingstijl zou kunnen aanpassen. Zo zou ik bepaalde gedragingen en opmerkingen vermijden. Het probleem is dat ik zo ook vermijd dat ik me goed voel. Mijn identiteit is inherent aan het lichaam waarin ik me bevind. Ik ben trots op wie ik in de spiegel zie.
"Mijn identiteit is inherent aan het lichaam waarin ik me bevind"
Doorheen de jaren heb ik leren aanvaarden hoe ik eruitzie, en dat heeft mijn kijk op de wereld bepaald. Mijn liefde voor mijn lichaam uit zich in de kleren die ik draag, kleren waarin ik vind dat ik er goed uitzie. Dit deel van mij staat niet in contrast met andere delen, maar vormt een laag van mijn identiteit. De verschillende lagen kun je niet tegen elkaar uitspelen.
De manier waarop we over uiterlijk praten, verraadt de manier waarop we anderen benaderen, beoordelen en objectiveren - of het nu gaat over gender, huidskleur of kledingstijl. Zo ook kunnen mannen pronken met hun borsthaar 'maar' heel gevoelig van karakter zijn. Mijn vrouwelijkheid, een ander zijn mannelijkheid, huidskleur of kledingstijl behoeven geen 'maar'. Mijn lichaam is een deel van mijn identiteit, maar niet het geheel waarmee mensen me in een hokje moeten duwen. Ik ben vrouwelijk. Zonder maar. Zonder meer.
Reactie toevoegen