Na een paar rondjes circuleren rond de Bijlokesite vinden we eindelijk een plaatsje om ons fietsvehikel te stallen. Het publiek is er vroeg bij deze avond, gelokt door de affiche die ook deze avond weer exquis is.
Robert Glasper Experiment
Twee van de headliners deze avond gaan hand in hand, zowel Robert Glasper Experiment als Kamasi Washington zijn te horen op ‘To Pimp a Butterfly’ van hiphopgod van het moment Kendrick Lamar. En dat hoor je zeker terug bij de eerste van de twee bands. Al vanaf het moment dat de eerste tonen van ‘How Much A Dollar Costs’ ingezet worden gaat het publiek compleet los. Glasper stopt even, lacht met het enthousiasme van het publiek, en doet nog een poging. Pas na poging drie heeft Glasper zijn lachspieren onder controle en kan de jazzvariant van dit geweldige nummer (een lieveling van Obama) beginnen. De band met een goedlachse Robert Glasper op de toetsen oogt vanaf het eerste moment zeer sympathiek. De artiest heeft in zijn carrière al met vele verschillende artiesten samengewerkt. Denk Jay-Z, Kanye en natuurlijk de al eerder vernoemde Kendrick. Maar ook vele jazzy herwerkingen van onder andere nummers van Radiohead laten Glaspar en het publiek niet koud. Enkel de zang, waar heel de set lang autocorrectie aan is toegevoegd, begint naar het einde toe te vervelen. Maar de imposante drumsolo’s, en natuurlijk die blijvende sympathieke lach van Glasper, maken het allemaal weer goed.
STUFF.: parallel muzikaal universum
In nauwelijks twee jaar tijd slaagde STUFF. erin een heel eigen muzikaal universum op te bouwen. Met een veelheid aan muzikale invloeden, van jazz over funk tot hiphop, weeft het vijftal een web van verrassende klanken waarin het heerlijk vertoeven is. Het ene moment hoor je wat Kraftwerk klinken, een halve minuut later Herbie Hancock. Maar bovenal blijft STUFF. zichzelf: vernieuwende, intelligente en frisse jazztronica (als we dan toch een label moeten plakken), zonder dat het arty farty wordt, kortom: hedendaagse muziek die ook zo de radio op kan. Zelden kun je de loop van een nummer voorspellen: de delicate intro’s verdichten zich laag per laag tot zinderende nummers of vernevelen tot een ijle solo. Het publiek laat zich aansteken door de energie die van het podium spat en deint gretig mee. We zagen nog niet vaak zo’n feestje op een jazzfestival, waarbij iedereen vol overgave staat te dansen, trippend op de muziek. Al zat de jongen met de groene rugzak, die het nodig vond om heel de tent te laten delen in zijn wietgeur, daar misschien ook voor iets tussen. Het is dan ook praktisch onmogelijk om je niet te laten meevoeren naar de klankrijke fantasiewereld van Lander Gyselinck (drums), Andrew Claes (sax), Dries Laheye (bas), Mixmonster Menno (samples) en Joris Caluwaerts (toetsen). Onvoorstelbaar wat een rijkdom aan klanken die gasten uit hun instrumenten wringen. De twee cd’s die STUFF. tot nu toe uitbracht mochten al op repeat, maar live is het kwintet ronduit indrukwekkend. We verliezen zelfs bijna het spelletje ‘wie van de artiesten zou je wel eens binnen willen doen’ uit het oog, zozeer eiste de muziek onze aandacht op. Veel te vroeg spatte de muzikale bubbel en werden we enigszins verweesd teruggeworpen op aarde, al verlangend naar de volgend keer dat we de wereld van STUFF. mogen betreden.
Kamasi Washington: gezellige impro's
Er was een muzikaal grootgewicht - letterlijk en figuurlijk - voor nodig om STUFF. te evenaren. Kamasi Washington mocht zijn passage van vorig jaar nog eens dunnetjes overdoen, en daar was niemand rouwig om. Gehuld in traditionele kaftans, die mooi contrasteerden met het typische jazzpubliek, schreden Washington en zijn band het podium op, om met een set van bijna twee uur de toeschouwers waar voor hun geld te geven. Al was dat voor sommigen misschien net iets te lang, gezien de vele mensen die verlegen de tent uitslopen. We zullen het maar steken op de babysit die naar huis moest en niet op de muzikale kwaliteit van Washington. Want dat ging - ondanks de vele impro’s - geen moment vervelen. Het getuigt van groot métier om zomaar eventjes weg van de micro’s een idee te overleggen met de trombonist en dat luttele tellen later ten gehore te brengen. De vele improvisaties, ook buiten de solo’s, is iets wat je vandaag nog maar zelden tegenkomt buiten intieme jamsessies. Washington heeft duidelijk geen last van een groot ego en laat zijn bandleden evenzeer schitteren. Die zijn trouwens perfect op elkaar ingespeeld, zelfs de haren en baarden van de drummers zijn complementair. Het samenspel en de energie tussen de muzikanten was een plezier om te zien en maakten het onmogelijk om handen, voeten en hoofd stil te houden. Relaxte stukken wisselden funky nummers af, om dan plaats te ruimen voor een indrukwekkende solo. Maar het is toch vooral zangeres Patrice Quinn die ons met haar loepzuivere stem naar adem deed happen. Behalve dan Washington, die vrolijk de leiding weer overnam. Misschien maar goed, want net de spaarzame inzet van de vocals maakten het plaatje compleet. In de finale hoopten we op nog wat extra vuurwerk, maar de lont sputterde, flakkerde weer even op en doofde vervolgens zachtjes uit.
Opnieuw heel wat afwisseling in de programmatie op deze vijfde dag van Gent Jazz. Jammer genoeg was de kwaliteit ook wisselend. Dat is nu eenmaal het risico dat verbonden is aan experimenteren: niet elk idee is even geslaagd. Dat de muzikanten hier op Gent Jazz de platgetreden paden durven te verlaten en experimenteren, kunnen we alleen maar toejuichen.
Reactie toevoegen