Doop is wel degelijk dope

Dit opiniestuk werd ingezonden door Jaime Moreira Resina, student Toegepaste Taalkunde Frans-Spaans en Verantwoordelijke Studie bij Veto Gent. Hij was schacht bij Veto Gent in 2016-2017.

 

Jaime Moreira Resina

Zoals de jaarlijkse traditie het wil, kruipen individuen zoals Joël De Ceulaer en Geert Noels eind oktober in hun pen om nog maar eens een vernietigend opiniestuk te schrijven over de beruchte studentendopen. Vandaag de dag kan ik zelfs vaststellen dat ook sociale media als Facebook en Twitter doorspekt zijn van berichten van de hand van zelfverklaard kritische mensen die een wel heel kortzichtige mening hebben over dit facet van het studentenleven. Ofwel zijn deze heerschappen zulke negen-tot-vijftypes dat ze hun eigen microkosmos het nec plus ultra wanen en hebben ze zelf nooit een doop meegemaakt en zijn ze op geen enkele manier bij eender welke Vlaamse kring of club betrokken geweest, ofwel zijn het mensen die wel degelijk bij de werking van een kring betrokken zijn, en er toch een dergelijke mening op na houden.


Hoog tijd dat dit fenomeen in een positief (lees: realistisch) daglicht wordt geplaatst.

Zou de traditie veranderd zijn of liggen de critici aan de basis van deze ommezwaai?


In de definitie van Van Dale staat het meest essentiële woord van deze hele discussie: studentenverenigingen zijn vrijwillig, ze zijn in de praktijk werkelijk het antoniem van een verplichting. Het is toch frappant dat deze traditie in ons land, Nederland, Duitsland, Spanje (disputen) en de VS (fraternities/sororities) bestaat, dateert van in de jaren 1725 en toch pas sinds de recentste eeuwwisseling bakken kritiek over zich krijgt. Zou de traditie veranderd zijn of liggen de critici aan de basis van deze ommezwaai? Nogal wiedes, me dunkt.


Als ik zie en lees hoe kortzichtig bovenstaande mensen zich uitdrukken over studentenverenigingen, moet het concept misschien wat toegelicht worden. Toch bizar, aangezien deze uitermate fijne mensen een ware encyclopedische kennis menen tentoon te spreiden. Studentenverenigingen in België worden in twee gedeeld, met name kringen en clubs. Kringen groeperen mensen die dezelfde universitaire opleiding volgen, clubs vormen zich dan weer rond studenten die uit dezelfde streek afkomstig zijn of die dezelfde richting aan een hogeschool studeren. Zowel kringen als clubs hebben hetzelfde hoofddoel: de sociale activiteiten van hun leden helpen ontplooien. Daarnaast onderscheiden de kringen zich van de clubs – met uiteraard uitzonderingen –, omdat kringen ook relevante studiehulp aanbieden. In tegenstelling tot wat velen beweren, is zuipen geen doel. Je hebt overigens geen vereniging nodig om jezelf een levercirrose cadeau te doen, dat is enkel een gemakkelijk excuus.

Je hebt geen vereniging nodig om jezelf een levercirrose cadeau te doen


Verder beweren niet nader te noemen mensen op Facebook en Twitter dat je compleet wanhopig en hopeloos op zoek moet zijn naar vrienden om jezelf aan te sluiten bij een studentenvereniging. Uiteraard, hoe kon ik nu denken dat de ruim 20.000 Gentse studenten die aangesloten zijn bij een vereniging ook maar enige vorm van leven hebben. Overduidelijk dat het allemaal stuk voor stuk kasplantjes betreft. Ongelofelijk dat deze mening nog maar gehoor vindt. Ik ben zelf nog te jong om te kunnen zeggen wanneer die overgang heeft plaatsgevonden, maar hoe lang is het niet geleden dat de jeugd assertief genoeg was om dingen zelfstandig te ontdekken? Een simpele chirofuif is voor een zestienjarige al een obstakel dat enkel in groep overwonnen kan worden. Een studentenverenging spreekt tijdens het middelbaar tot de verbeelding. Kersverse studenten aan het hoger onderwijs die geïnteresseerd genoeg zijn, zullen samen met hun vriendengroep de verbeelding aan de realiteit toetsen en op vrijwillige en onafhankelijke basis oordelen of het hen ligt of niet. Zo gaat het al jaren en zal het nog jaren gaan. Wat bovenstaande mensen niet ontkennen, is dat je door dergelijke verenigingen enorm veel mensen leert kennen waarvan er velen potentiële nieuwe vrienden zijn. Ze vergeten echter wel dat je voor deze ervaring al vrienden had.


Voor ik verder ga over het derde en gelukkig laatste punt van kritiek, wil ik iets verduidelijken. Ik ben namelijk niet zo kortzichtig dat ik iedereen over dezelfde kam scheer en beken dat ik enkel in contact kom met de werking van Gentse studentenkringen. Onderstaand stuk is dus mogelijks niet 100% toepasbaar op Antwerpse, Leuvense of Limburgse verenigingen, hoewel ik dat ten zeerste durf te betwijfelen.


Het derde punt van kritiek gaat uiteraard onvermijdelijk over de studentendopen. Opnieuw een gebeurtenis die velen meemaken, maar waarvan nog veel meer mensen alles denken te weten, zonder ook maar in de verste verte te weten wat een doop inhoudt, een vergadering van een doopcomité te hebben meegemaakt of een doopdraaiboek van dichterbij te hebben bekeken. Laat staan dat ze de recentste regelgeving kennen, van het bestaan van een Doopdecreet afweten of beseffen dat Stad Gent al deze ludieke en studentikoze activiteiten stuk voor stuk goedkeurt.

Ze vergeten dat de huidige dopen extreem streng gereguleerd zijn


Studentendopen worden al jarenlang gevierd, maar jammer genoeg komen vooral de excessen in beeld. De media bespelen de volksopinie door alleen negatieve verhalen naar buiten te brengen en door zelfs expliciet naar negatieve ervaringen te vragen. Ze vergeten daarbij handig dat de huidige dopen extreem streng gereguleerd zijn door het Gents Doopdecreet en dat er controles zijn door het FK (FaculteitenKonvent, overkoepelende organisatie van alle universitaire studentenkringen) om te zien of de regels daadwerkelijk toegepast worden.


Terwijl alle dopen gelijkgesteld worden aan horrorstory’s, worden presidiumleden afgeschilderd als machtswellustige barbaren die hun frustraties botvieren op die arme, zwakke schaapjes die feuten wel niet zijn. Wederom wordt toevallig vergeten hoe minutieus de schachtentemmer samen met het presidium de doop voorbereidt, hoe de presidiumleden een EHBO-cursus volgen en hoe elk Doopcomité toezicht houdt op het verloop van de doop. Het zou eens algemeen bekend moeten zijn hoe hard schachtentemmers zwoegen om hun doopdraaiboek op te stellen en ervoor te zorgen dat het conform alle regels is. Daarnaast moeten ze de verzekeringspolissen controleren, medische fiches opvragen bij de feuten, certificaten aanvragen om bepaalde voedingsmiddelen te mogen gebruiken … en zo kan ik wel een tijdje doorgaan.

Je zal misschien je kleren niet meer volledig proper krijgen, maar so what?


Natuurlijk is de doop geen theekransje op een schattig picknicklaken in een bos, nee, het is een teambuildende activiteit die een hoop nieuwsgierige jongeren omvormt tot een hechte groep. En ja, je wordt vuil. Je zal al eens iets raars moeten opeten, je zal misschien je kleren niet meer volledig proper krijgen, maar so what? Voel je je daarna misbruikt? Is het nodig om deze ludieke namiddag af te schilderen als een tenhemelschreiend bacchanaal? Natuurlijk niet. En al helemaal niet door mensen die er zelf niets van af weten. Het enige wat zij bekomen is een nóg stereotieper beeld, dat nog verder ligt van de waarheid dan het jaar voordien. Het is logistiek praktisch onmogelijk, maar hoe graag zou ik al deze critici eens zelf een doop laten meemaken. Dan weten ze tenminste waarover ze het hebben, dan is hun eventuele commentaar tenminste gestaafd op iets, dan gokken ze tenminste niet zomaar in het wilde weg zonder te beseffen dat ze (in)direct mensen bang maken en sommigen een bijzonder leuk deel van hun studentenleven afnemen.


In het najaar van 2016 lanceerde Jasper De Pauw (procantor en prosenior Veto Gent) de hashtag #doopisdope. Hij riep op alle positieve doopervaringen te delen met de hele wereld, om een tegengewicht te creëren voor de negatieve berichtgevingen van het journaille. Tot mijn grote verbazing en ongenoegen klasseerde datzelfde journaille deze duizenden inzendingen tot quantité négligeable wegens niet geloofwaardig. Uiteraard, die enkele meningen van grote mensen die nog nooit een doop van dichtbij gezien hebben zijn veel geloofwaardiger dan die duizenden meningen van kleine kindjes die al verschillende jaren een doop meemaakten en/of leidden. Heel jammer dat dat soort mensen die zichzelf journalist durven noemen ervoor zorgen dat een deel van onze jeugd niet meer het onderscheid kan maken tussen objectieve berichtgeving en regelrechte nonsens zo niet leugens.

Zijn alle feuten die schachten geworden zijn gaan huilen bij hun mama?


En wat na de doop? Zijn alle feuten die schachten geworden zijn gaan huilen bij hun mama? Hebben ze zich uitgeschreven uit de kring, club of studierichting? Dienden ze een klacht in wegens misbruik? Uiteraard niet, of wat had u gedacht. Na de doop krijgen ze hun felbegeerde lintje en behoren ze officieel tot een tweede familie als het ware, vol camaraderie en vriendschap. Op mijn doop heb ik mensen leren kennen die ik nu als mijn vrienden beschouw. Mensen met wie ik lief en leed gedeeld heb, mensen die ik 100% vertrouw, mensen bij wie ik mij goed voel en mezelf kan zijn. Ik heb bij God mijn vriendin zelfs leren kennen terwijl ze met yoghurt een appel van mijn hoofd moest proberen gooien. Doop ís meer dan ooit dope.


If it’s not your cup of tea, don’t drink it. But please, let the others enjoy.

0
Gemiddeld: 1 (3 stemmen)

Reactie toevoegen