Frankenstein: kunstenaar of bankier?

Recollection of the Abyss

Ook het Gents Universiteitsmuseum blaast de 200 kaarsjes van onze universiteit feestelijk uit. Met 'Out of The Box' worden de bezoekers van vier Gentse musea met nogal onconventionele onderwerpen geconfronteerd. Hoe moeten we in de wetenschap omgaan met lijken? Met die vraag trokken we naar het Museum Dr. Guislain.

We geloven graag dat 'taboe' een woord is uit het verleden, definitief verbannen naar stoffige geschiedenisboeken. En terecht. Veel dingen die mensen vroeger schuwden, hebben we gelukkig als samenleving leren aanvaarden. Homoseksualiteit is niet langer een misdaad, we mogen dronken op straat schreeuwen dat onze koning een idioot is en het is niet langer een probleem wanneer we ‘s zondags niet naar de kerk gaan. Maar als er één onderwerp is dat we moeilijk blijven vinden om over te praten, is het wel de dood.

Voor velen is de collectie die het Gents Universiteitsmuseum (GUM) in de zalen van het Museum Dr. Guislain heeft uitgestald eentje met een erg onrustwekkend effect. Zalen zijn gevuld met lichaamsdelen, al dan niet belegd met kant, en wassen afgietsels van dierlijk materiaal die aan koude metalen haken hangen. "Het stemt tot nadenken, en dat is ook de bedoeling", zegt Marjan Doom, de curator van 'Out of the Box'. “Het was onze bedoeling om de bezoeker hier te confronteren met het ethische en het esthetische karakter van een dood lichaam. De wetenschap is de afgelopen eeuwen sterk geëvolueerd in zijn omgang met lijken, en daar willen we even bij stilstaan. Wanneer de bezoeker actief gefascineerd en afgestoten wordt, zijn we in onze opzet geslaagd.”

Lijken op de draaimolen

Versierde preparaten Ruys

Het is vast moeilijk te geloven voor onze arme medestudenten die op dit moment ieder spiertje van ons lichaam vanbuiten moeten leren, maar in het verleden hebben wetenschappers moeten vechten voor hun ‘recht’ om het menselijk lichaam te bestuderen. De middeleeuwse maatschappij, en de Kathnolieke Kerk in het bijzonder, vonden het idee dat wetenschappers zouden rondwroeten in de lichamen van overledenen onaanvaardbaar. Bijgevolg waren deze prille anatomici genoodzaakt om als ware grafrovers begraafplaatsen leeg te roven.

"Prille anatomici waren genoodzaakt als ware grafrovers begraafplaatsen leeg te roven"

Tegen de 17e eeuw was daar al verandering in gekomen, maar de publieke opinie was nog steeds erg negatief. Dat negatieve beeld zette een Amsterdamse wetenschapper, Frederik Ruysch, echter aan om iets nieuws te proberen. Hij koos ervoor om zijn preparaten een zeker esthetisch gehalte te geven. Zo voorzag hij hen bijvoorbeeld van een laagje kant. In een kast zien we twee pronkstukken van de tentoonstelling: twee versierde preparaten van Ruysch uit de 17e eeuw. Tegelijk fascinerend en afstotelijk, zeker wanneer we te weten komen dat de lichaamsdelen afkomstig zijn van een kind.

"Frederik Ruysch voorzag zijn preparaten van een laagje kant"

Ruysch had twee redenen om zijn preparaten in kleine kunstwerkjes te veranderen. In de eerste plaats hielp het zijn studenten om te kunnen omgaan met het maatschappelijke taboe, een nobel idee. De tweede reden klinkt ons echter vreemder in de oren. Mevrouw Doom legt uit: “In die tijd was het soms moeilijk om als wetenschapper rond te komen. Daarom verkocht meneer Ruysch ook enkele van zijn preparaten als kunstwerken. Daarnaast ontwierp hij ook veel tableaus, een soort stillevens met kinderlijken en foetussen, voorzien van een moraliserend onderschrift. Echte memento mori, dus.”

Zijn werken waren trouwens erg populair. Veel mensen waren wel geïnteresseerd om een echte Ruysch in huis te hebben en vaak werden zijn collecties zelfs op kermissen tentoongesteld, waar een heel dorp kon genieten van zijn vreemde kunst. Uiteindelijk werden de meeste van zijn werken gekocht door tsaar Peter De Grote, die zich aangetrokken voelde door het progressieve kantje van zijn werk.

Gehaktmolens en biobanken

Doorheen de voorstelling worden we voortdurend geconfronteerd met het spanningsveld tussen het afstotelijke en het esthetische. De volgende kamer in het museum doet dat ook. Na een zaal die gevuld is met Ruysch’ kunstwerken, worden we weer naar het heden getrokken. We zien een evolutie van esthetische preparaten op sterk water naar de abstracte bewerkte lichaamsdelen die we associëren met de hedendaagse anatomie.

Tegenwoordig wordt er minder gewerkt met grote lichaamsdelen op sterk water. Er heeft een evolutie plaatsgevonden van grote onderdelen waar we relatief weinig informatie uit kunnen halen, naar kleine geabstraheerde stukjes weefsel die veel meer details en informatie bevatten. Veelal willen farmaceutische instellingen deze preparaten bewaren, en dat doen ze in biobanken. Curator Doom legt uit waarom ze de biobanken in de tentoonstelling wilde verwerken: “Bij de aanleg van de biobanken spelen ook commerciële zaken mee, net zoals de commerciële belangen in de 17e eeuw bij Ruysch ook van tel waren. We willen dat de bezoeker zich dus ook vragen gaat stellen bij hoe we tegenwoordig omgaan met het dode lichaam. Weten we bijvoorbeeld wel wat er met ons weefsel gebeurt wanneer we het afstaan in het ziekenhuis?”

In deze kamer zien we een evocatie van een biobank. En ook hier zien we het esthetische contrasteren met het weerzinwekkende. De muren van de kamer hangen vol met kleurrijke histologische preparaten afkomstig uit de collectie van professor Frédéric Thomas. Het plafond en de vloer van de kamer zijn spiegels die door hun weerspiegelingen een gevoel van oneindigheid creëren. Wanneer we de preparaten van dichterbij bekijken, zien we de namen van de patiënten van wie het weefsel is weggehaald. Hier komt weer het onbehaaglijke bovendrijven. “Je voelt je plots omringd door zoveel mensen. Het lijkt alsof je iets fout doet, alsof je de privacy van die mensen schendt”, vertelt Doom.

"Je voelt je plots omringd door zoveel mensen. Het lijkt alsof je iets fout doet, alsof je hun privacy schendt"

 

In het vierde en laatste luik van de tentoonstelling vinden we moderne kunst. De kunstwerken van Alexi Williams Wynn kunnen we perfect omschrijven als de moderne erfgenamen van Ruysch’ preparaten uit de 17e eeuw. Witte organische gestalten sieren de zaal. De fascinerende wassen vormen zijn afgietsels van dierlijk materiaal. De directe link van die afgietsels brengt het weerzinwekkende ook in de werken weer naar boven. Dit wordt verder benadrukt door de manier waarop ze tentoongesteld worden: de werken hangen met haken vast aan ijzeren rails die aan het plafond bevestigd zijn. Iets dat erg doet denken aan een slachthuis.

Ethiek en/of esthetiek?

Zoals we al aanhaalden, is de dood nog steeds een taboe in onze hedendaagse maatschappij, en deze tentoonstelling toont dit nog eens op interessante wijze aan. Door ons te confronteren met de twee extremen, afstotelijkheid en esthetiek, stellen we in vraag hoe we nu eigenlijk ethisch en esthetisch kunnen omgaan met een lijk of delen daarvan.

Onze initiële schok bij het zien van lijkenkunst is dan wel terecht, maar waarom voelen wij dezelfde afschuw niet bij een bedrijf dat winst probeert te maken op de verkoop van dood weefsel dat afkomstig is van mensen? Dit is geen vraag waarop een eenduidig antwoord bestaat, maar de collectie in Museum Dr. Guislain wel over doet nadenken. 

0
Gemiddeld: 5 (1 stem)

Reactie toevoegen