Met meer dan duizend zijn ze, de studenten met een erkende functiebeperking aan de Universiteit Gent. Het bevoegde Aanspreekpunt roeit met de riemen die het heeft, maar toch blijft de drempel - vaak ook letterlijk - nog hoog.
“Indien u begeleiding of aanpassingen nodig heeft tijdens evacuaties, neemt u contact op met noodplanning@UGent.be”, dat staat te lezen op de pagina over evacuatie voor mensen met een functiebeperking.
Drempels omlaag
Leven met zo’n beperking is, om het met een understatement te zeggen, complex, ook als student. Eenvoudige dingen als lessen volgen, ‘s middags in de Brug gaan eten of na je lessen een studentenactiviteit bijwonen - maar dus schijnbaar ook meer prangende zaken als evacueren - vragen voor sommigen heel wat geregel vooraf.
Alvorens die eerder vermelde evacuatie kan plaatsvinden, moet je als student met een beperking natuurlijk eerst het gebouw binnen geraken. Ook dit is in veel gevallen geen sinecure, ondanks bedenkingen die reeds in 2013 door de Gentse Studentenraad - toen nog GSR - geuit werden. Studentenvertegenwoordigers voerden in dat jaar een universiteitsbrede studie uit over de toegankelijkheid van de gebouwen voor rolstoelgebruikers. Het merendeel van de gebouwen kregen toen minstens een paar zogenaamde “algemene pijnpunten” mee.
Het hoeft niet te verbazen dat sommige auditoria in de oudere panden van de universiteit, zoals de Rozier, onbereikbaar bleken in een rolstoel. Ook nieuwere gebouwen, zoals de meer recente gedeelten van het complex dat de Rechtsfaculteit herbergt in de Universiteitsstraat, scoorden echter vaak matig tot slecht. De meeste van die pijnpunten, zoals de staat waarin de Paddenhoek en diens torenhoge drempels zich bevindt, zijn niet of nauwelijks aangepakt.
Uitzondering is de regel
“Het is eerder uitzonderlijk dat we vragen krijgen omtrent toegankelijkheid”, vertelt Charlotte De Lange van het Aanspreekpunt student & functiebeperking (hierna ASF) van de UGent ons. “We hebben nu zeer concreet een student die een les had in een auditorium dat door werken lange tijd niet bereikbaar was. We wisten dat pas in het begin van het tweede semester, en dan is het niet altijd makkelijk om te beginnen schuiven. Uiteindelijk hebben we een andere professor bereid gevonden om zijn les in het niet bereikbare auditorium te geven. Door die wissel kon de studente in kwestie wel aanwezig zijn in de les.”
"Het is eerder uitzonderlijk dat we vragen krijgen omtrent toegankelijkheid"
Dit is ook het geval voor studentenhuis de Therminal: hoewel de meeste lokalen toegankelijk werden gemaakt voor personen met een handicap, blijft het gebouw zelf moeilijk bereikbaar. Studentenbeheerder en Therminalcoryfee Pieter De Pauw beaamt dit: “De enige manier om de Therminal in een rolstoel te bereiken is via de achteruitgang, aan de kaai. Eén of twee studenten hebben een badge om via de deur van de kelderverdieping het gebouw te betreden.” Het is dus niet onmogelijk om aan het studentenleven deel te nemen mits, opnieuw, planning vooraf. Volgens De Pauw moet echter nagedacht worden hoe we het studentenleven toegankelijker kunnen maken voor iedereen.
Voor elke student met een beperking lijkt the name of the game wel “uitzondering aanvragen”. Dat beaamt ook eerstejaarsstudente Toegepaste Economische Wetenschappen Kato*: “Door mijn dyslexie heb ik een bijzonder statuut, waardoor ik meer tijd krijg voor mijn examens, die ik trouwens met de computer kan oplossen. Mijn examenvragen kan ik beluisteren via voorleessoftware, waarna ik de antwoorden kan uittypen, in plaats van deze met de hand uit te moeten schrijven. Dat is best handig, zeker voor taalvakken.”
Een bijzonder statuut is echter geen garantie voor tegemoetkomingen: “Elke professor moet je aanvraag goedkeuren, wat niet zelden voor lastige situaties zorgt. Sommige professoren staan het niet toe, omdat ze er naar eigen zeggen het nut niet van inzien. Als je zelf geen dyslexie hebt, bevind je je natuurlijk niet in de positie om over het nut te oordelen”, aldus nog Kato. Alles hangt schijnbaar af van je eigen initiatief, of je nu toegang wenst tot een gebouw, een bepaald vak wil volgen of de hulp van een computer nodig hebt voor een examen. En daar wringt precies het schoentje: studeren met een beperking is nog steeds verre van vanzelfsprekend.
Uit de boot
De overgrote meerderheid van studenten die met een beperking kampt, zijn mensen met leerstoornissen. Dyslexie en dyscalculie mogen dan wel minder hard klinken, toch vormen studenten met die aandoeningen het leeuwendeel van de benadeelde groep die extra hulp kan gebruiken - en die hulp gaat verder dan wat extra tijd voor het afleggen van examens.
Volgens De Langhe kunnen deze studenten op heel wat minder steun rekenen: “Zij vallen volledig uit de boot wat financiële ondersteuning betreft: ze komen niet in aanmerking voor een assistentiebudget of een tegemoetkoming voor pedagogische hulp. Toch hebben velen wel nood aan iets meer ondersteuning, bijvoorbeeld bij het schrijven van een bachelor- of masterproef. Wij proberen dan te helpen door te kijken of er niemand in hun netwerk zit waar ze op kunnen terugvallen, of verwijzen we door naar Taalbeleid.”
Hetzelfde geldt voor studenten met een ASS (autismespectrumstoornis). “Zeker zij kunnen wel wat meer individuele ondersteuning gebruiken, die wij als dienst - zeker in het eerste semester - niet altijd kunnen voorzien. We proberen dat op te vangen in samenwerking met de faculteiten. Al is gespecialiseerde hulp vaak wel nodig, die dan extern gezocht moet worden en waar de student in kwestie bijgevolg zelf voor moet instaan.”
Het Aanspreekpunt is slechts een radertje in een veel groter geheel. Stijn Defruyt, een van hun medewerkers, verklaart: “De Vlaamse regelgeving bepaalt veel van wat wij effectief kunnen verwezenlijken. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap heeft zijn regels, het Departement Onderwijs evenzeer. Wij gaan mee in dat systeem.”
Een verhaal van middelen
Stellen dat het Aanspreekpunt student & functiebeperking moet roeien met de riemen die ze hebben, is dan wel eerder dramatisch uitgedrukt, maar toch merkt ook Kato dat er met iets meer financiële ondersteuning meer ademruimte zou zijn. “Situaties waarin medewerkers ziek worden en niemand stand-by is op het moment van examens zijn natuurlijk lastig en hebben zich ook al voorgedaan. Maar de medewerkers verrichten uitstekend werk in verhouding met hun budget. Je kan uiteraard niet verwachten dat ze met hun geringe aantal medewerkers en middelen wonderen verrichten.”
Op de vraag aan Charlotte en Stijn of ze toekomen met de middelen die de universiteit hen ter beschikking stelt, kijken ze elkaar even vertwijfeld aan. “Euh, ja. Maar in een hypothetische situatie waarin we met meer mensen en geld zouden kunnen werken, weet je natuurlijk niet in welke richting we zouden kunnen evolueren. Op dit moment vallen we op vlak van persoonlijke assistentie terug op wat we van de budgethoudende instanties ontvangen - en dat is geen bodemloos vat. Maar zo is nu eenmaal het landschap in Vlaanderen.”
"Professoren moeten meer en beter geïnformeerd zijn"
Het is natuurlijk niet allemaal kommer en kwel. Studente Kato is over het algemeen tevreden met de begeleiding die ze krijgt en laat zich heel positief uit ten opzichte van het Aanspreekpunt. Ook haar vrienden met dyslexie en -calculie vonden gemakkelijk de weg naar hulp en weten zich vandaag meer dan behoorlijk te redden. Toch ziet zij ook nog een aantal zaken die voor verbetering vatbaar zijn. “Professoren moeten meer en beter geïnformeerd zijn. En het beeld dat de omkadering aan de universiteit pakken beter zou zijn dan in het middelbaar onderwijs - wat voortdurend wordt gezegd - is gewoon niet juist. Geen slecht woord over het ASF, maar ze doen wat voor de hand liggend is. En dat is goed, maar niet altijd genoeg.”
*Kato is een gefingeerde naam. De student in kwestie wenste anoniem te getuigen.
Reactie toevoegen