Ex-preses over boek 200 jaar UGent

"De lange schaduw"

De geschiedenis van UGent vanuit 200 symbolische objecten beschrijven is een bijzonder origineel concept en breekt met de doorgaans gebruikelijke traditionele encyclopedische aanpak. Maar als alumnus van de RUG, faculteit geneeskunde (1981) kan ik eerlijkheidshalve niet nalaten enkele correcties en aanvullingen te formuleren. De inleiding spreekt over een eigenzinnige caleidoscoop die uiteraard geen volledige geschiedenis pretendeert te zijn. 

 

In “Universitair genezen” (16) wordt correct aangegeven dat de faculteitsraad in 1930 besloot om een autonoom ziekenhuis te bouwen om niet meer afhankelijk te zijn van het stedelijk hospitaal De Bijloke. Nergens wordt vermeld dat Frans Daels, die een grote rol speelde in de vernederlandsing van de Gentse universiteit, reeds in 1928 ijverde voor een eigen universitair hospitaal. Het primum movens ging onbetwistbaar van hem uit. Hij was het die op 18 februari 1931 in een brief als eerste de benaming “Academisch Ziekenhuis” gebruikte geïnspireerd door zijn contacten met het gelijknamige ziekenhuis te Leiden. De bouw werd aangevat in 1937 en samen met Elaut, Goormaghtigh en Schoep werd dit immense werk meer dan 20 jaar later in 1959 tot een goed einde gebracht. Meer aangewezen was een geschikter object ( i.p.v. een nierbekken) te kiezen uit de rijke collectie van het Museum voor Geschiedenis van de Geneeskunde gehuisvest in het Pand (derde belangrijkste collectie in Europa). 

"Is er anno 2017 nog enig ressentiment te bespeuren tegenover Daels en Elaut?" 

Ik mag terloops opmerken dat over deze uitmuntende collectie nergens sprake is waarbij andere collecties (Archeologisch Museum, Museum van de Dierkunde, Etnografische Verzameling, Museum van de Morfologie e.a.) uitvoerig en soms meermaals worden toegelicht. Op eenvoudige vraag wordt het museum gratis opengesteld voor rondleidingen, die belangeloos gegidst worden door emeriti van de faculteit. “De Berlijnse dubbel” (19)  gaat over aankopen van dubbels uit het Berlijnse Museum für Völkerkunde waaronder Mexicaanse, Melanesische en Polynesische voorwerpen, culturen waar we historisch weinig banden mee hebben. Etnografisch is de titel: “Frans Olbrecht en zijn beroemde Ivoorkustexpeditie (1938 – 1939)” meer aangewezen. Tijdens deze expeditie werden duizenden voorwerpen verworven en het was de aanleiding tot de eerste doctoraatsthesissen ter wereld over Afrikaanse kunst. Hij was één van de meest invloedrijke etnografen van zijn tijd met een doorslaggevende invloed op de studie van de Afrikaanse kunst. Omdat hij uitsluitend in het Nederlands publiceerde was aanvankelijk zijn internationale uitstraling beperkt. Als illustratie suggereer ik een Ba-kuba sculptuur. Een tweede gemiste kans om F. Olbrecht te vermelden is bij het hoofdstuk “De wasrollen van Amaat Burssens” (65).  “Het pincet van Pompeï” (127) is waarschijnlijk geen replica. Toen V. Deneffe vernam dat er in Pompeï talrijke medische instrumenten aangeboden werden op een veiling heeft hij ter plaatse alles opgekocht. Replica’s zijn de Etruskische chirurgische ooginstrumenten eveneens geschonken en tentoongesteld in het Museum voor Geschiedenis van de Geneeskunde.

Oprichting Studium Generale

Vanzelfsprekend wordt doorheen heel het boek ruime aandacht geschonken aan het studentenleven. Toch mocht er ergens ruimte zijn voor de vermelding van de tweejaarlijkse revue van de faculteit geneeskunde, traditioneel opgevoerd in de Stadsschouwburg. Ook de oprichting van de Studium Generale (1979) binnen de faculteit geneeskunde kon vermeld worden waarbij professoren gastsprekers werden over hun hobby en aangevuld met andere culturele activiteiten. Hierbij een onvolledig overzicht: een zeer jonge nog onbekende J.Hoet over moderne kunst, Fautrez over Wagner, Kint over restauratie van schilderijen, de monologen van J. Schoenaerts (Socrates) en Y. Lex (de vrouw van Socrates), de lijkwade van Turijn, het eerste jazzconcert in het AZ met uitsluitend musicerende artsen enz.

"Kan een onverwerkt verleden een onzichtbare macht zijn bij de rectorverkiezingen?"

Op de pagina “Trotse togati” (200) is er nog voldoende ruimte om erop te wijzen dat rector Prof. Dr. P. Van Cauwenberge niet de eerste was om de promovendi te omringen met de nodige luister. Het was L. Elaut, tijdens zijn decanaat van 1941 tot 1943, die het initiatief nam in navolging van buitenlandse universiteiten om deze traditie in te voeren bij de promotie van de nieuwe artsen. De pagina kon afgerond worden met de vermelding dat hij één van de tenoren was, samen met F. Daels en J.Goosenaerts, van de oprichting van de Vlaamse Academie voor Geneeskunde in 1939 bijna 100 jaar na de oprichting van de Academie Royale de Médicine de Belgique ondanks de grote tegenkanting van de Leuvense universiteit die zich hardnekkig verzette tegen de oprichting van onafhankelijke Vlaamse Academiën. Terecht wordt Willem I geroemd als oprichter van de Gentse universiteit. Ergens mocht dan ook het initiatief van de overtuigde Orangist Prof. Dr.Em. A. Evrard genoemd worden: het bronzen standbeeld ontworpen door Du Cheyne is voltooid om geplaatst te worden aan de Reep. 

 

UGent-museum

Ik besluit met twee nabeschouwingen. 'Durven Denken' moet toekomstgericht zijn. Zo zou de oprichting in samenwerking met meerdere partijen van een allesomvattend Museum UGent (suggestie MuGent) met topstukken uit elke collectie een ware gids zijn voor 200 jaar UGent. Het zou een mooi geschenk zijn voor Gent en Vlaanderen en een billijke return voor het geïnvesteerde belastinggeld. Ten tweede: als Fabre, Borremans en De Bruyckere de eer genieten om als levende kunstenaars reeds lof te krijgen, waarbij hun kunsthistorische betekenis op termijn onzeker is dan is het eerlijk en vanzelfsprekend dat binnen het bestek van dit boek Olbrecht, Daels en Elaut voorrang genieten omwille van hun bewezen historische bijdragen voor UGent. Of is er anno 2017 toch nog enig ressentiment te bespeuren tegenover de personen Daels en Elaut? Kan een onverwerkt verleden van twee wereldoorlogen een onzichtbare macht zijn bij de rectorverkiezingen? Waarschijnlijk niet.

Het blijft een lezenswaardig boek met een evenwichtige, soms verrassende  mix van feiten uit alle geledingen van UGent.

 

Jan Dockx

Preses 1979 – 1981

Lid van de faculteitsraad 1980 – 1981

Oud-voorzitter Vlaams Geneeskundigenverbond 2009 – 2015

Lid van de Vlaamse Journalistenvereniging  

 

Nog geen stemmen

Reactie toevoegen